Een tijdje geleden heb ik de lezers gevraagd om persoonlijke verhalen in te sturen. Over getuigenissen, wonderen of alles wat de Heer in ons leven gedaan heeft. Er stuurde maar 1 persoon zijn verhaal in. Maar als er alsnog iemand is met een verhaal: stuur het me toe alsjeblieft! Juist door zulke persoonlijke getuigenissen kunnen wij elkaar bemoedigen! Onderstaand verhaal las ik laatst op de site ikzoekgod.nl Met toestemming van de schrijfster plaatst ik het hier.
_______________________________________________________________________
Ik heb vaker bijzondere ontmoetingen. Maar deze ontmoeting zal me lang bijblijven. Zelden raakte iemand mijn hart als op deze avond.
Station, 22.30 uur
Het was half elf ‘s avonds, een klein treinstation in de buurt van de Veluwe. Ik was naar een cursusvond geweest en zat op mij Ipad te werken op een bankje. De trein zou over een kwartier komen. Ik zat heel alleen. Een louche man liep naar me toe. Hij sprak me wat moeilijk aan. Of ik wist hoe laat het was. Ik antwoordde. Hoeveel mijn Ipad gekost had? Ik zei dat ik het niet meer wist en ging gauw verder. Ik had geen zin om hier met deze vreemde, vermoedelijk verslaafde man te praten. Maar hij hield aan. Hij vroeg waar ik vandaan kwam en waar ik geweest was. Ik zei dat ik bij een kerkelijke cursus was geweest. Ik raakte hem niet kwijt. Hij wilde weten waar het die avond over was gegaan.
Crimineel
Ik antwoordde: over God. De man keek me aan en zei: ‘Weet je dat ik crimineel ben en allerlei dingen doe die God niet wil?’Ik stopte mijn Ipad weg en besloot het gesprek dan maar aan te gaan. Dat leek me de veiligste optie. Ik vroeg hem of hij me wilde vertellen wat voor dingen hij deed. Hij vertelde me dat hij verslaafd was aan cocaïne, nu wel iets minder gebruikte en probeerde weer een beetje het rechte pad op te komen en “kleine dingen” deed om aan geld te komen. En voegde hij toe: ‘Maar ik geloof wel een beetje in God. Ik praat ook wel eens tegen hem en ik denk dat hij het niet erg vindt dat ik gebruik. Weet je, ik kan niet anders.” Ik keek de man aan en zei hem dat ik dacht dat God heel veel van hem hield en dat hij hem zag als mens en niet als zijn verslaving, maar dat ik wel geloofde dat God hem een andere weg op wilde hebben, want een leven van verslaving en criminaliteit, dat is zijn bedoeling niet met de mens.
De trein kwam en ik wilde opgelucht afscheid nemen van deze man. Maar de man riep bijna blij: ‘O, gaat u ook naar Utrecht? Mag ik bij u komen zitten om te praten?” En zo belandden we samen in een leeg treinstel. Wat moest ik precies met deze man?
Verslaafd
Ik vroeg mijn plotselinge reisgenoot tenslotte maar of hij wilde vertellen hoe hij verslaafd geraakt was. De man nam mijn uitnodiging aan. Hij vertelde hoe hij als puber verslaafd raakte en hoe hij al acht jaar probeerde van deze verslaving af te komen. Ik vroeg wat door en kreeg zijn droevige levensverhaal te horen. Inmiddels was mijn angst voor de man wel een beetje weg en het gesprek begon goed te lopen. Ik vroeg hoe God een rol speelde in zijn leven. Hij vertelde me dat zijn familie katholiek was en hij weleens een Bijbelverhaal gehoord had. Hij had ook een Bijbel, maar daar snapte hij weinig van, maar hij had hem altijd bewaard. Soms als hij heel alleen was, vertelde hij zijn verhaal aan God. Ik zei hem dat ik het prachtig vond dat hij God zocht en dat ik dacht dat God dat heel fijn zou vinden, omdat hij ook op zoek was naar hem. Mijn reisgenoot keek me een beetje verwonderd aan. ‘Ik weet niet waarom ik je dit allemaal vertel. Maar je bent de eerste die me niet alleen laat als ik vertel crimineel en verslaafd te zijn.’
Mijn gevoel
Ik voelde me een beetje schuldig. Hij moest eens weten hoe hard ik weg had willen rennen aan het begin van ons gesprek en het ook gedaan had, als ik daartoe de mogelijkheid had gehad. Inmiddels voelde ik me wel wat meer op mijn gemak en was door de oprechte vragen van mijn reisgenoot overtuigd dat hij geen al te verkeerde dingen wilde gaan doen vanavond. Ik vroeg of ik hem nog iets over God mocht vragen. Dat mocht. Of hij ook Jezus kende? Hij keek me weer aan. ‘Nou’, zei hij, “ik ken zijn naam wel, maar ik heb dat verhaal dat hij Gods Zoon zou zijn nooit begrepen. Ik bedoel, hoe zit dat dan?’
Houvast
Een veel directere uitnodiging om Gods goede nieuws uit te leggen, kreeg ik zelden, dus heb ik deze man verteld hoe Jezus de weg naar God is. Hoe je bij hem kunt komen. Verteld over het kruis. Vergeving. Het gesprek ging steeds dieper. ‘Hoe denk jij dat ik van mijn verslaving af kan komen?’, vroeg hij me plotseling. Nu had ik wel heel veel wijsheid nodig. Ik viel even stil. ‘Weet je, Jezus biedt ons aan een leven met hem te beginnen. Jij hebt me verteld dat cocaïne je enige houvast is in dit leven. Zoek een nieuwe houvast.” Ik vertelde hem hoe Jezus het houvast was in mijn leven. Hoe hij mijn leven radicaal veranderd had. Ik vertelde wat van de strijd waar ik vroeger doorheen gegaan was. En vertelde ook dat ik Jezus niet wilde presenteren als “wondermiddel”.
Eerste klas
Hoewel Jezus wonderen kan doen, is ook het leven als je hem kent werken en zoeken. Vallen en opstaan. Maar wel altijd vallen in Gods hand. Toen waren we inmiddels bij Bunnik en stapten er mensen in de trein. Verstoord keek mijn reisgenoot op. ‘Kom’, zei hij, ‘we gaan daar zitten.’ Hij wees op de eerste klas. ‘Ik wil nog meer met je praten.’ Ja, wat moest ik nu weer? Ik ben de laatste persoon om burgerlijk ongehoorzaam te zijn, maar in dit geval leek me het wel goed om te handelen als burger van Gods koninkrijk en te vertrouwen dat God geen conducteur liet komen. Samen in de eerste klas vervolgden we ons gesprek. ‘Ik kan niet goed leven. Ik heb mijn verslaving nodig. Moet ik dan de cocaïne opgeven als ik Jezus volg? Ik heb wel vaker met mensen over God gesproken, maar ze zeggen allemaal dat ik slecht ben en dat ik moet stoppen. Ik probeer het. Echt. Maar het is mijn enige houvast in het leven.’ De man keek me indringend en wanhopig aan. Ik vroeg hem of ik een verhaal mocht vertellen.
Houvast
Ik vertelde Jezus’ verhaal over de verloren zoon (Lucas 15, vanaf vers 11). Ik vertelde dat God van hem houdt, ongeacht wat hij doet of gedaan heeft. En dat hij klaar staat om hem in de armen te sluiten. Gewoon zoals hij was. Met verslaving en al. ‘Weet je’, vertelde ik, ‘God is niet op zoek naar perfecte mensen. Hij is op zoek naar mensen die naar genezing verlangen. Hij vraagt jou niet te veranderen. Hij wil dat graag voor en met jou gaan doen, als jij daar klaar voor bent. Maar eerst wil hij dat hij jouw houvast mag worden, door jou vast te houden. En daarna gaat stapje voor stapje je verlangen groeien dat dingen in je leven gaan veranderen. Met goede begeleiding erbij, ga je de wereld langzaamaan anders zien dan nu. Jij hoeft niet eerst te veranderen. God vindt je goed zoals je bent.”
Ik vervolgde. ‘Weet je, ik heb kinderen. En die zijn, net als ik, niet perfect. En ze breken soms het halve huis af. En zeg ik daar niets van? Natuurlijk zeg ik er wat van. En vaak doen ze het weer en weer. En houd ik dan minder van ze? Nee. Ik blijf van ze houden.’ Inmiddels had mijn reisgenoot tranen in zijn ogen. Ik ging verder. ‘Door Jezus mogen we alles wat we fout gedaan hebben bij het kruis brengen. Hij wil graag vergeven. Sterker nog, het verleden bestaat niet meer. We mogen vooruit kijken. Hij geeft ons een nieuw leven.” En toen wist ik niet meer wat ik moest zeggen.
Tranen
Met tranen in de ogen keek mijn reisgenoot me aan. ‘Jij weet zeker dat God nog van me houdt?’ ‘Ja’, antwoordde ik, ‘heel veel zelfs.’ Inmiddels waren we bij Utrecht. Dat gaf me wat lucht. Wat moest ik nu? Ik had nog twintig minuten voor mijn volgende trein en het liep inmiddels tegen middernacht. Mijn reisgenoot moest een andere trein, maar had geen haast en besloot nog even bij me te blijven. ‘Ik heb wel eens in de Bijbel gelezen’, zei hij. ‘Van Noach en de boot en de regenboog. Maar er staan dan zoveel namen en dan lees ik niet verder. Over Jezus heb ik nooit gelezen.’ Ik was dankbaar voor dit nieuwe gespreksonderwerp.
Lezen in de nacht
Gelukkig had ik mijn Bijbel bij me en dus zijn we samen de Bijbel ingedoken. Ik heb hem verteld waar hij de verhalen over Jezus kon vinden. Om bijna middernacht zat ik met een verslaafde op station Utrecht de Bijbel te bespreken. Uiteindelijk moest hij als eerste zijn trein halen en was ik daar wel dankbaar voor. Ik moest ook mijn trein hebben om nog thuis te komen die avond. Hoe neem je afscheid van iemand met wie je in één uur tijd zoveel gedeeld hebt? Hij gaf me een stevige hand en keek me nog een keer aan. Hij zei: ‘Ik hoop jou later in de hemel tegen te komen.’ Ik keek hem aan, nu ook met tranen in mijn ogen, wenste hem het beste toe, en sprak de hoop uit hem daar inderdaad later te ontmoeten.