de zielenslaap: waar of niet waar? (deel 1)

Laatst las ik een discussie over ‘de zielenslaap’. De theorie van de zielenslaap houdt in, dat de ziel van de mens, na diens sterven, ‘rust’ tot het moment van de opstanding van hen, die in Christus gestorven zijn. Je leest wel eens op een grafsteen ‘Rust zacht’, maar daaronder die steen ligt het lichaam. Niet de ziel.

Waar gaat de mens heen na het sterven?

Aangezien dit in de geschiedenis is veranderd, zullen we dit in twee fases bespreken. De eerste fase is de tijdsperiode vóór het sterven van de Heer Jezus Chrustus. De tweede fase is de tijd na het sterven van de Heer Jezus Christus. Bovendien maakt het uit of we over een gelovige spreken of over een ongelovige. De gelovigen vóór de Heer Jezus kwam, zijn de Oud Testamentische gelovigen. De gelovigen daarna, dus zij die IN de Heer Jezus geloven, zijn de Nieuw Testamentische gelovigen.

Eerste fase: van Adam tot Christus

De ongelovige mens

Als een ongelovige in deze periode stierf kwam zijn ziel in het dodenrijk (sheool) terecht. In dat dodenrijk waren twee afdelingen: 1 voor ongelovigen en 1 voor gelovigen. Om in het gedeelte voor de ongelovigen te zijn is een ware straf. We lezen in de geschiedenis (geen gelijkenis) die de Heer Jezus vertelt in Lucas 16 vers 19-31 dat de rijke man gekweld werd door dorst en pijn. Dit dodenrijk is niet hetzelfde als de hel. In sommige Bijbel vertalingen zijn de woorden sheool en hades onterecht vertaald als ‘hel’. Dit dodenrijk is de bewaarplaats van de zielen van ongelovigen, tot het moment van het oordeel voor de grote Witte Troon. De hel is de plaats waar de duivel en de gevallen engelen heen gaan en waar de veroordeelde zielen van mensen heengaan na het oordeel voor de grote Witte troon.

De gelovige mens

De Heer Jezus vertelde ook over de andere afdeling in dit dodenrijk, ‘Abrahams schoot’ of ‘het paradijs’ genaamd. Dit was een Joodse uitdrukking, die sprak van de opperste gelukzaligheid, van troost, van zegen en van vreugde in het hiernamaals. We zien dus twee compleet verschillende afdelingen in het dodenrijk, die door een diepe, onoverkomelijke afgrond van elkaar gescheiden zijn.

De verandering

Na het sterven aan het kruis van de Heer Jezus is Zijn ziel gedurende drie dagen en drie nachten in het dodenrijk geweest. Daar heeft Hij het Evangelie verkondigd en op dat moment moet satan, die dacht te hebben gewonnen, verslagen. Op de dag van Zijn opstanding is de dood overwonnen en heeft de Here Jezus alle gelovig gestorvenen uit de paradijskant van het dodenrijk bevrijd (als ‘krijgsgevangenen meegenomen) en gebracht naar de hemelse heerlijkheid’. Ook het paradijs zelf is verplaatst van het dodenrijk naar de hemel. 2 Corintiers 12.

Tweede fase: van Christus tot heden

De ongelovige mens

De plaats van tijdelijk lijden is nog steeds de plaats waar de zielen van de ongelovigen heen gaan. De ongelovigen zullen zich daar alles herinneren, evenals de rijke man uit…. Herinneringen had aan de aarde, Lazarus en zijn broers. Zij herinneren zich hoe zij tijdens hun leven de genade van de Here Jezus kregen aangeboden, maar ook hoe zij die afwezen…. Alleen al deze herinnering is lijden! Maar verder lijden deze zielen door pijn en een kwellende dorst. Deze zielen blijven daar tot het oordeel voor de grote Witte Troon. Pas na het oordeel voor de grote witte troon gaan de veroordeelden naar de hel. We lezen in Numeri 16 vers 31-33 “Nauwelijks had hij al deze woorden uitgesproken, of de grond spleet onder hen, en de aarde opende haar mond en verzwolg hen met hun huisgezinnen en met alle mensen die bij Korach behoorden en met alle have. Zo daalden zij, met al de hunnen, levend in het dodenrijk; en de aarde overdekte hen, zodat zij uit het midden der gemeente omkwamen.…” Dit lijkt er op te wijzen, dat het dodenrijk “beneden” is, zelfs binnen in de aarde. Jesaja 14:9 Ook Efeze 4:9-10 vertelt dat het dodenrijk zich bevindt in de lagere, aardse gewesten.

De gelovige mens

Bij zijn overwinning op de dood heeft de Heer Jezus de gelovigen heeft meegenomen uit het deel van het dodenrijk waar zij waren en Hij heeft hier tegenover de vorst van het dodenrijk (de satan) gestaan en hem de sleutels afgenomen. Daardoor kon Hij ook ‘krijgsgevangenen’ meenemen! In Openbaring staat dan ook dat de Heer Jezus de sleutels heeft van het dodenrijk. Sinds dat glorieuze moment gaan kinderen van God naar de nieuwe plaats voor het paradijs: de hemel, het Vaderhuis met de vele woningen. Dit is een enorme troost voor de gelovigen, zowel voor hen die heengaan als voor hen die achterblijven.

Het paradijs: 4 x!

In de Bijbel wordt de Hof van Eden, waar Adam en Eva woonden, het (aardse) Paradijs genoemd. Het was dan ook een paradijselijke omgeving. Dit paradijs werd voor de mens gesloten na de zondeval. Echter: de mens die als gelovige stierf, kwam in het (geestelijke) paradijs, een deel van het dodenrijk. Na het sterven en de opstanding van de Heer Jezus is dit (geestelijke) Paradijs verplaatst naar de hemel. Maar in de periode van het duizendjarig Vrederijk, als de Heer Jezus over de aarde zal heersen, zal er op de aarde opnieuw een (aards) paradijs zijn. De Hof van Eden, hersteld voor de Joden, die daar dan als schuldeloze en zondeloze mensen zullen leven.

Hoe zien de gelovigen
in het Paradijs er uit?

De gelovigen die sterven, gaan dus naar het Hemels Paradijs. Uiteraard niet hun lichaam, wat wordt begraven. Nee, het is de ziel (de ‘ik’ van de mens) die in de hemel komt. Nu is een ziel (een mens dus) zichtbaar door zijn gedaante, zijn vlees, zijn lichaam. Maar dat blijft dus achter op de aarde en keert daarnaar terug. Is de ziel dan onzichtbaar in de hemel? Hierop geeft de Schrift ons zóveel informatie dat we met een gerust hart ‘nee!’ kunnen zeggen.

  • In het dodenrijk zag de rijke man Abraham en hij zag Lazarus in zijn schoot. Er is geen zielenslaap, er is bewustheid: de rijke man leed pijn en had dorst. Hij praatte met Abraham. Conclusie: een ziel kan pijn en dorst ervaren, kan praten, heeft lippen (die bevochtigd moesten worden) en de rijke man herkende Lazarus: Lazarus is dus zichtbaar en dezelfde als toen hij leefde. Een ziel heeft dus zowel in het paradijs als in het dodenrijk een lichaam, wat functioneert en er uit ziet als het aardse lichaam. (Lucas 16 vers 23).
  • Bij de verheerlijking op de berg verschijnen Mozes en Elia naast de Heer Jezus. Zij waren zichtbaar en zelfs herkenbaar. Wonderlijk, want de discipelen hadden ze nog nooit gezien. Toch wisten ze meteen wie zij daar zagen. De discipelen wilden meteen een tent voor hen opzetten. Dat doe je niet voor een onzichtbare ziel…
  • De waarzegster die (tegen Gods gebod in) op verzoek van koning Saul ‘de geest van Samuël’ opriep, schrok zich een ongeluk toen zij Samuël in levende lijve zag. “Hoe ziet hij eruit? Het is een oude man, gehuld in een mantel.” 1 Samuel 28
  • Johannes zag “onder het altaar de zielen dergenen die gedood waren, om het getuigenis dat zij hadden”. (Openbaring 6 vers 9) Johannes kon die zielen zien; die zielen konden roepen, emoties voelen en ze konden gekleed worden.

Nemen de gelovigen
die in de hemel zijn
ons waar?

Dat is een vraag die velen van ons bezighoudt. De Bijbel spreekt in Hebreëen 12 vers 1Over de ‘wolk van getuigen’ zie ons in ons aardse leven, wat als een wedloop wordt voorgesteld, aanmoedigen. Deze ‘wolk van getuigen’ kan natuurlijk bestaan uit engelen. Maar ik geloof met heel mijn hart dat hier de in Christus gestorven zielen mee bedoeld worden. Mijn vader, die in 2005 ons is voorgegaan naar de Hemelse heerlijkheid, ziet mij bezig met Bijbelstudie, net zoals hij datzelf zo lang gedaan heeft. En ik kan me zijn enthousiasme voorstellen als ik ontdekkingen doe, die ook hem zo getroffen hebben. Zijn blijdschap dat zijn liefde voor de Heer Jezus weerklank vindt in zijn kinderen. Maar ook zijn zorg als hij zijn kinderen of (achter)kleinkinderen ziet dwalen. Maar dan is mijn vader op de allerbeste plek voor voorbede: hij kan ons allen rechtstreeks voor de troon des Vaders brengen! Ik geloof dat zij, die ons voorgingen, met grote belangstelling, zorg en vreugde ons volgen in onze dagelijkse strijd. Zij moedigen ons aan en bidden voor ons. Dit lijkt voor veel mensen een niet te begrijpen idee. Want de hemel is een plaats van vreugde. Een plaats, waar geen verdriet meer is.

Verdriet in de hemel?

Hoe kan een vader of moeder dan zien dat een kind een verkeerde koers vaart, verdriet heeft of ziek is en dan toch gelukkig zijn? Ik denk dat we hier de fout maken om onze menselijke en aardsgezinde gevoelens en emoties te spiegelen aan hemelse gevoelens en emoties. Maar bedenk dat de Heer Jezus Zelf in de hemel is, waar geen verdriet is. Hij ziet ons allen. Hij ziet de moeiten en de strijd; hij ziet het hart van elk mens… Het verdriet wat wij kennen wordt in de hemel zorg. Geen zorgen, maar ‘zorg’. Zorgen voor hen, die zij zien worstelen. Zoals de Heer Jezus onze Pleitbezorger is in de hemel, zo kunnen onze ouders en andere geliefden die ons voorgingen, voor ons zorgen door voor ons te bidden. Wat een kracht en een macht!

Maar daarnaast hebben de in de hemel wonende heiligen kennis. Zij begrijpen, wat wij niet begrijpen kunnen. Waar wij misschien mopperen, zien wij waarom God dingen toelaat in ons leven en prijzen zij Hem daarvoor. Hemelburgers zijn niet te vergelijken met ons, aardbewoners.

De hereniging van geest, ziel en lichaam

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen en die haar horen, zullen leven’ (Joh.5:24, 25).

In deze tekst lijkt een tegenstelling te zitten. Want hoe kan er staan dat wie in Hem gelooft IS overgegaan uit de dood in het leven, terwijl er daarna staat, dat de doden naar de stem van God zullen (toekomst) horen en zullen leven? Om dit te begrijpen is kennis over Geest, Ziel en Lichaam nodig.

  • Bij het sterven van een kind van God verlaat de (levens)geest de mens.
  • Het lichaam sterft, want het lichaam is nog onder de vloek der zonde. Het vergaat en keert terug naar de aarde. De Bijbel spreekt over dit wachten van het lichaam in de aarde als ‘slapen’. Hier zien we dat de Bijbel de dood inderdaad ‘slapen’ noemt, maar dit geldt nadrukkelijk alleen voor het lichaam.
  • Want bij het sterven verlaat de ziel, de ‘ik’, het lichaam en neemt zijn intrek? in de hemel. De ziel is ‘degeen’ die IS overgegaan uit de dood in het leven, de ziel is ‘degene’ die bij de bekering hemelburger wordt.

Uiteindelijk zal het lichaam de stem van de Zoon van God horen en dan zal ook het lichaam (een nieuw hemels lichaam) leven. (dan komt de Geest weer in het lichaam) Daarmee is de Geest, de ziel en het lichaam weer verenigd!

Lees volgende week de argumenten
waarom een zielenslaap niet Bijbels is.