Vorige week hadden we 18 argumenten en bijbelteksten die voor de opname vóór de grote verdrukking (de volle 7 jaren) pleitten. Deze maal 23 argumenten die pleiten voor de opname van de Gemeente. Deze argumenten zijn meer algemeen: (‘er komt een opname’) en richten zich niet zozeer op een tijdstip voor de opname.
-
De vrouw die lijdt tijdens de grote verdrukking symboliseert het volk van Israël. De vrouw, dus Israël, brengt een zoon, Christus, ter wereld. Openbaring 12, verzen 1-2 en 5-6: “En er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd; en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden. En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon. En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden.”
Het volk Israël bracht de Christus voort en de Heer Jezus Christus heeft (toen Zijn volk Hem afwees) Zijn bruidsgemeente gevormd. De Heer Jezus is al weggevoerd naar Gods troon en evenzo zal de Bruidsgemeente worden weggevoerd naar Gods troon. Daarop richt de woede van de draak (de duivel) zich op de vrouw; op Israël. Maar Israël zal midden in de grote verdrukking een veilige schuilplaats krijgen in de woestijn. De woede van de satan zal dit volk niet vernietigen! Als de Heer Jezus terugkomt als de Koning der koningen, zal Hij heersen als met een ijzeren staf: elk volk zal neerknielen voor Hem!
-
Het huwelijk van Christus (het Lam) en zijn bruid (de wedergeboren Christenen en Messiasbelijdende Joden) zal vóór het einde van de grote verdrukking plaatsvinden. In Openbaring 17 en 18 lezen we dat het Koninkrijk van de Antichrist, Babylon, instort. En vóórdat Christus op een wit paard uit de hemel terugkeert en Hij het beest en de valse profeet definitief zal verslaan lezen we in Openbaring 19 vers 7-8: “de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.”
Na dit huwelijksfeest lezen we hoe de Heer Jezus Zich opmaakt om terug te keren naar de aarde: (Openbaring 19, verzen 11-14) “En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. En zijn ogen waren een vuurvlam en op zijn hoofd waren vele kronen en Hij droeg een geschreven naam, die niemand weet dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was, en zijn naam is genoemd: het Woord Gods. En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen.”
Ook hierdoor is het duidelijk dat de bruid eerst omhooggetrokken wordt naar de hemel; dan vindt de beoordeling voor de Rechterstoel van Christus, de BEMA plaats en daarna vindt het huwelijk plaats. Uiteindelijk keert de Gemeente terug samen met Christus, zoals te lezen is in Zacharia 14 vers 4 en 5 “zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg… En de HERE, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem.” en 1 Tessalonicenzen 3 vers 13 “..om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen”.
-
De Heer Jezus wist dat Zijn discipelen geloofden, dat Hij spoedig terug zou keren. Alleen op deze wijze zouden de gelovigen Hem blijven verwachten. Want als zij hadden gehoord dat het tweeduizend jaar zou duren, zou hun verwachting zijn weggeëbd. Zelfs voor ons geldt dat: als wij zouden horen dat het vanaf nu nog twaalf jaar zou duren voor de Heer ons komt halen, dan zouden velen verzwakken in hun geloof. De zalige hoop op Zijn komst zou voor een tijd in de ijskast gaan. De Heer Jezus heeft bewust niet verteld wanneer Hij komt. “Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.” Matteus 24 vers 42
-
De Gemeente, de bruid van Christus is eveneens het Lichaam van Christus. Als de Gemeente door de grote verdrukking zal gaan betekent dat, dat Christus wederom onder het oordeel van God zal lijden. Het is een tijd van woede en wraak van de kant van God. Dat het Lichaam van Christus en Hij, als Hoofd van dat lichaam deze verdrukking zou moeten beleven is ondenkbaar.
-
Hoe gezegend zijn wij, dat we door het geloof in de Heer Jezus Christus gerechtvaardigd zijn! Waarom zouden wij dan ‘gerechtvaardigd’ en dus voor God rechtvaardig(!)- door de oordeelsperiode heen moeten? Er is geen reden voor!
Romeinen 8 vers 1: “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.”
-
Paulus, aan wie de gelovigen uit de heidenen werden toevertrouwd waarschuwde de Gemeente niet eenmaal voor de grote verdrukking. Paulus behandelde alles wat voor de gelovigen belangrijk was, behalve dat. Integendeel zelfs: hij troostte de gelovigen in Thessaloniki en vertelde hen dat de grote verdrukking hen niet zal bereiken.
1 Tessalonicenzen 5 verzen 9-10 “want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven.”
-
In 1 Tessalonicenzen 4: vers 15 schrijft Paulus over de “levenden, die achterblijven tot de komst des Heren”. En in Openbaring 13 vers 15 staat: “En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden.”
Als de Gemeente door de grote verdrukking heen zou moeten zullen zij dit merkteken weigeren en ter dood gebracht worden. Zij, die uit angst het teken nemen zouden dan verloren zijn. Ergo: aan het eind van de grote verdrukking zou er geen levende gelovige meer zijn, die in leven zou zijn tot de komst des Heren. Tenminste: als hier “de komst des Heren” wordt gezien als Zijn komst naar de aarde aan het einde van de grote verdrukking. Matteus 24, verzen 29-30
Daarom kan dit niet bedoeld zijn en is hier met “de komst des Herenë inderdaad de opname van de Gemeente bedoeld, als de Heer Jezus op de wolken komt om Zijn Gemeente weg te halen van de aarde.
-
Hier op aansluitend: In de verdrukkingen die Christenen vanaf het begin tot nu hebben gehad, zijn er zeer velen geweest die met hun leven hebben betaald. Maar een Christen in een land, waar Christenen vervolgd worden, die uit angst zich als niet-Christen voordoet, is niet verloren. We vinden nergens in de Bijbel teksten die er op wijzen dat een Christen bij verdrukking standvastig moet zijn tot de dood omdat hij anders zijn behoudenis verliest. Integendeel: we hebben de belofte dat het niets of niemand zal lukken ons te roven uit de hand van de Vader!
Als de Gemeente door de grote verdrukking zou moeten gaan dan zullen de gelovigen dus moeten kiezen: het (beeld van het) beest aanbidden of gedood worden. Als zij uit angst het beeld aanbidden zijn zij hun behoudenis kwijt. Dan zou het satan dus wèl gelukken om kinderen Gods uit Gods hand te rukken…
“..en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders.” Johannes 10 vers 28-29
Om deze reden kan de Gemeente niet de grote verdrukking meemaken.
De Christenen uit de grote verdrukking moeten echter wel degelijk bereid zijn stand te houden tot het einde, om gered te worden. Dit staat ook duidelijk in de Bijbel. Openbaring 14 vers 9-12 “Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt. Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.”
-
Paulus maakt tussen de twee fasen van de komst van de Heer een zeer duidelijk onderscheid: (1) eerst komt Hij voor de Zijnen en (2) later komt Hij met de Zijnen.
-
1 Tessalonicenzen 4:13-17 “Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen.”
-
Judas 14 “Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden”
Kollossenzen 3:4 “Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.”
-
Israël werd in Egypte tijdens de plaag van de gedode eerstgeborene door het bloed van de geslachte lammeren beschermd. “En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij.” Exodus 12 vers 13 Net zo zijn het de door het bloed van het Lam vrijgekochten die niet door de plaag (grote verdrukking) worden getroffen. De Here God beschermt Zijn kinderen, toen en nu. Net zo zal ook Israël, ook al heet de grote verdrukking ook wel een tijd van benauwdheid van Jacob, (Jeremia 30 vers 7) door de Here God beschermd worden.
Romeinen 5, vers 9 “Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn.”
-
De openbaarwording en verschijning in heerlijkheid van de Heer Jezus op aarde, als de Koning der koningen, wordt de dag des Heren genoemd. Deze dag kan niet komen voordat de mens der zonde geopenbaard wordt en dat de mens der zonde kan op zijn beurt niet komen totdat “Hij, die weerhoudt” verwijderd is.
2 Tessalonicenzen 2 verzen 3-8 “Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.”
Deze verzen dienen zorgvuldig te worden gelezen omdat ze het sterkste bewijs geven dat de bruid van Christus niet eens door de grote verdrukking zou kunnen gaan. Vers 3 verklaart: “eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren” en de verzen 6 en 7 geven aan Wie degene is die “tegenhoudt”. Het is de Heilige Geest die tot op dat moment voorkomt dat het kwaad zich volledig kan ontvouwen. De verzen 7 en 8 geven aan degene die “tegenhoudt” en verwijderd zal zijn, en dan zal “de goddeloze” worden onthuld. Dit is satans man, die zal komen, maar hij kan niet tot stand komen totdat de Heilige Geest, aanwezig in elke gelovige in Christus nog steeds hier is. Dit maakt het onmogelijk voor de bruid van Christus om tijdens de grote verdrukking nog hier zou kunnen zijn.
-
De beperking van het kwaad valt weg na de opname van de Kerk. Zojuist heb ik gezegd dat deze wederhoudende kracht de Heilige Geest is. Maar als we bedenken dat de Gemeente een ‘zoutend zout’ is (Matteus 5 vers 13) en een licht voor de wereld (Matteus 5 vers 14-16) dan zien we dat de Gemeente zelf ook al een reinigende werking heeft en dus ook zelf als wederhouder kan dienen. Uiteraard heeft de Gemeente deze werking door de Heilige Geest. Maar als de Gemeente is weggenomen, dan is het zuiverende zout weg en is er geen licht wat het kwaad tentoon stelt. De antichrist kan zich openbaren omdat de Gemeente weg is. Dus wordt de Gemeente weggenomen voor de ‘ure der verzoeking’en ‘de ure van Gods toorn’ over de aarde komen, tijdens het bewind van de antichrist.
-
De grote verdrukking heeft voornamelijk een joods karakter. Het is een tijd van benauwdheid voor Jakob. Jeremia 30 vers 7 maakt dit duidelijk: “Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden.”
De grote verdrukking dient om de mens een laatste kans te geven om zich te bekeren (de ure van verzoeking) en om Gods wraak over een zondige wereld te gieten. (de ure van Gods toorn) Maar daarnaast doet de Here God ook iets geweldigs: op het moment dat de tijd der heidenen stopt, staat het Joodse volk weer helemaal in Gods aandacht. En zodra zij zien aan wie zij hun vertrouwen hebben gegeven en dan de woestijn invluchten (tijdens de gruwel der verwoesting) ontfermt de Here hu God Zich weer over Zijn volk. Hij zal met hen in de woestijn tot een gericht komen en zij worden weer helemaal Gods volk, Gods geliefde vrouw. Zij zullen hun land herkrijgen en de status die voor hen bedoeld was: aan het hoofd der volkeren, als lichtend baken voor de mensheid. De grote verdrukking handelt niet over de Bruid van Christus; zij handelt over zondaars die verlost worden, zondaars die gestraft worden, maar de grote verdrukking handelt vooral… over Israël!
-
Johannes 14, vers 1 “En Hij zei tot Zijn discipelen: Uw Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.” Wat doet een kind als het buiten speelt en iets ziet wat het niet begrijpt en wat het in de war maakt? Het kind schrikt en loopt meteen naar huis. De Heer Jezus biedt de gelovigen een thuis aan wanneer het moeilijk wordt. We zien de wereld om ons heen veranderen en zelfs ongelovigen spreken over Armageddon en eindtijd. We zien het en het kan ons angst aanjagen: wereldwijde economische crisis, aardbevingen, tsunami’s, hongersnoden, oorlogen, lichtverschijnselen aan de hemel, plagen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen, enz. De tijd van de opname is heel dichtbij.
-
Lucas 21, verzen 25-28 “En er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding, terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen. En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt.”
Maar de Heer Jezus stelt ons gerust:
Johannes 14, verzen 2-3 “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.”
Hier staat niet: “…kom Ik weder en neem u mee naar de strijd op aarde”. Hier staat zwart op wit dat de Heer Jezus ons zal meenemen naar het Vaderhuis met de vele woningen. Een samenvallen van de twee komsten van de Heer (opname en wederkomst) blijkt hierdoor onmogelijk. Het Thuishalen van de Gemeente gebeurt eerst.
-
Dan zullen wij verschijnen voor de rechterstoel van Christus. 2 Korintiërs 5, vers 10 “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.” Korintiërs 3, vers 11-15 “Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen.”
Romeinen 14, verzen 10b-12 wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods. Want er staat geschreven: “(Zo waarachtig als) Ik leef, spreekt de Here: voor Mij zal alle knie zich buigen, en alle tong zal God loven. Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven [aan God]”
De Rechterstoel moet niet gezien worden als een rechtzaak zoals wij die kennen. Er wordt geen misdrijf bestraft, maar het leven op aarde wordt BEoordeeld.
Jezus zegt in Johannes 5, vers 24 “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.”
De rechterstoel van Christus is dus geen oordeel over het kind van God (want dat oordeel is immers al door de Heer Jezus Zelf gedragen) maar een BEoordeling van de gelovige tijdens zijn aardse leven. Eerst moet alles tussen Christus en ons duidelijk zijn, niet vertroebeld. En als wij zo beoordeeld worden, worden we gelouterd door de Heer Jezus. Verwar de Rechterstoel van Christus dus niet met het oordeel voor de grote witte troon, want dit is inderdaad een OORDEEL over de ongelovigen:
Openbaring 20, vers 11-13 “En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken.”
Bij de Rechterstoel van Christus is zelfs sprake van loon.
1e Korintiërs 3, vers 8 “Wie plant en wie begiet, staan gelijk; alleen zal elk zijn eigen loon krijgen naar zijn eigen werk.”
Efeziërs 6, vers 8 “Gij weet immers, dat een ieder, hetzij slaaf, hetzij vrije, al het goede, dat hij gedaan heeft, van de Here zal terugontvangen.”
-
En dan zal de bruiloft van het Lam plaatsvinden. Openbaring 19, verzen 7-8 “Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.”
We lezen in Deuteronomium 24:5 “Wanneer iemand pas een vrouw gehuwd heeft, zal hij in het leger niet uitrukken en men zal hem in geen enkel opzicht bezwaren; gedurende één jaar zal hij vrijgesteld zijn ten behoeve van zijn huis, en de vrouw die hij gehuwd heeft, verheugen.” Als dat voor een mens al geldt, dan geldt het zeker ook voor de Heer Jezus. Zijn huwelijk met Zijn geliefde Bruid vindt plaats en Bruid en Bruidegom krijgen tijd om samen te zijn. Tussen het moment van het huwelijk in de hemel (Openb 19 de verzen 7-9) en het moment dat de Heer Jezus als Koning der koningen verschijnt, vergezeld door de heerscharen op witte paarden, om de antichrist de oorlog aan te doen (de verzen 11-15) moet dus een geruime tijd zitten. Het is de plicht van een koningin te staan aan de kant van haar man. Het is dus niet meer de bruid die Hem hier vergezelt, maar zijn echtgenote.
-
De discipelen van Jezus geloofden in de opname van de Gemeente, omdat de Heer Jezus het hen Zelf had uitgelegd: Matteus 24, verzen 36-44 “Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen. Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in [die] dagen vóór de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Dan zullen er twee in het veld zijn, één zal aangenomen worden en één achtergelaten worden; twee vrouwen zullen aan het malen zijn met de molen, één zal aangenomen worden, en één achtergelaten worden. Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen.”
-
De Opname is een antwoord op het gebed van de Heer Jezus Christus Zelf: Johannes 17, vers 24 “Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt – Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld.” De Heer Jezus kreeg die belofte van Zijn Vader, want Hij belooft Zijn Gemeente dat Hij haar komt halen, opdat zij mag zijn waar Hij is. Johannes 14 vers 3
-
Zekerheid over de Opname wordt gekenmerkt door een vaste hoop.
1 Tessalonicenzen 4 vers 13 “Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben.”
1 Tessalonicenzen 4, vers 18 “Zo dan, troost elkaar met deze woorden.”
1 Korintiërs 15, vers 58 “Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here.”
-
Satan weet van de opname van de Gemeente en hij wil onze zalige hoop daarover van ons roven. Al in de gemeente van de Tessalonicenzen sticht hij verwarring, met een brief, die het tegenovergestelde zegt van wat de apostelen hadden gepreekt. Een brief, waarin werd verklaard dat ‘de Dag des Heren’ reeds was aangebroken. De doodsbange Tessalonicenzen waren diep geschokt. Deze brief wordt in 2 Tessalonicenzen door Paulus gecorrigeerd en ontkracht. Waarom zou satan die moeite doen, als er geen opname zou komen van de Gemeente?
-
Zelfs vandaag de dag probeert satan verwarring te stichten over de leer van de Opname, door die te vervangen door de leer van de Opname in het midden of zelfs aan het einde van de grote verdrukking (van 7 jaren) te plaatsen of zelfs de hele leer van de Opname te ontkennen. Zo berooft hij de gelovigen van hun hoop. Zo zorgt hij ervoor dat gelovigen gaan denken ‘we zien wel wanneer en of die opname komt’ waardoor ze moe en slaperig worden. Kinderen van God, aan wie geleerd wordt de Heer Jezus altijd te verwachten, laten die hoop varen.
-
En niet alleen dat: satan kan door de New Age leringen desinformatie verspreiden omtrent de opname van de gelovigen, zodat het lijkt alsof zij, die deel hebben aan de Opname, niet Gods kinderen zijn, maar slechte mensen, die de verdere ontwikkeling van de mens tegenhielden.
-
Sommigen leren dat de Opname van de Gemeente plaats zal vinden op het zelfde moment dat de Heer Jezus terugkeert naar de aarde als de Koning der koningen. Dat zou een zeer onlogisch jojo effect zijn: wij zouden Hem tegemoet gaan in de lucht en meteen weer met Hem terugkeren.
Waarom slaapt gij? Staat op, bidt, dat gij niet in verzoeking komt.
2 Petr 2 vers 9
dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen