Aan het begin van ons huwelijk, in de periode 1973 – 1977 woonden we in Haarlem in een vier-kamer flat. We woonden daar leuk; het was een fijne, warme woning met een prachtig uitzicht over een park. Als je zo in de huiskamer op de bank zat en naar buiten keek, zag je de ruisende populieren en de mooie Hollandse lucht.
De toegang naar onze flat ging via een trappenhuis, waarop acht flatwoningen uitkwamen. We hadden geluk met onze buren. Soms heb je pech, als je in een flat woont, vooral als je nogal luidruchtige buren hebt, want flatgebouwen zijn vaak nogal gehorig. Wij hadden dat probleem gelukkig niet, alleen hoorden we ’s avonds vaak een raar geluid: net alsof onze bovenburen met een knikker over de grond rolden. Het duurde enige tijd voordat we achter de oorzaak van dat vreemde geluid kwamen. Het bleek dat onze bovenbuurman ‘savonds een waterpijp met hashiesj opstak. Wij hoorden de opborrelende luchtbelletjes!
De jaren zestig waren de jaren van de hippies, de langharige ‘make love, no war’ figuren, die idealistisch, maar ook heel enthousiast waren in hun streven naar een geweldloze wereld. We hadden in ‘ons trappenhuis’ nog enkele van deze ‘hippie-vertegenwoordigers’ wonen. In die tijd was de hippie-cultuur op z’n retour, maar boven ons woonde nog een echte hippie, Har genaamd, (kort voor Harry) hoewel hij inmiddels keurig getrouwd was (met Mirjam) en vader was van twee kinderen.? Een paar etages hoger woonde nog zo’n stel. (Eric en Elise) We hadden een leuk contact met elkaar.
Zoals gezegd: de hippies wilden een geweldloze samenleving. Het waren uiterst beminnelijke mensen en Joke en ik kwamen dan ook graag bij ze over de vloer. Er was -behalve het verschil in uiterlijk- nog een tweede verschil tussen ons en onze zachtaardige buren: ze gebruikten met graagte softdrugs; iets wat wij niet deden. Dat gaf soms wel eens vreemde situaties als zij onder invloed waren en het contact met ‘de echte wereld’ soms compleet kwijt waren. Zo kwam Eric op een zaterdagmiddag eens bij ons aan de deur. Zijn ogen stonden wazig en toen we hem binnenlieten bleef hij nog even in de gang staan, alsof hij niet precies wist waarvoor hij ook al weer kwam. In zijn hand hield hij een schaar, die hij langzaam open- en dicht knipte. Joke en ik keken elkaar maar eens aan. Wat wilde hij toch? We boden hem een kopje thee aan (met honing, want suiker gebruiken was niet alternatief genoeg) en we dronken zo met elkaar zwijgend een kop thee. Al die tijd zei hij geen woord, maar bleef langzaam met zijn schaar de lucht stukknippen. Ook wij staakten onze conversatie na een tijdje maar. Tot onze verbazing stond Eric opeens op, bedankte voor de thee en verdween, al knip-bewegingen makend, ons verbijsterd achterlatend, ons afvragend wat het doel van zijn zwijgende bezoek en/of de schaar was geweest.
Ook gebeurde het me eens, dat ik op een avond bij mijn bovenburen binnenkwam en daar Har volstrekt stoned aantrof in het gezelschap van nog een andere oud-hippie, die ik niet kende. Ik kreeg meteen thee en zette me op de lage divan die tegen de muur stond, die bedekt was met een roodkleurig oosters tapijt. Het plafond was dieprood geschilderd (de w.c.ruimte was bijvoorbeeld geheel goudkleurig) De mannen naast mij bleken alles wat ik zei, voor zeer diepzinnig te verslijten. Mijn vraag “Heb je misschien wat honing voor in mijn thee Mirjam?” ontlokte hen opmerkingen als “wauw hé… die vogel heeft gelíjk weet je!” Ik ben maar weggegaan; de conversatie dreigde uit te lopen op een lezing van mijn kant over ‘de dingen des levens’.
Zo hoorde ik op een dag, dat er in onze buurt nogal veel fietsen werden gestolen. Toen ik de fiets van de buren buiten zag staan (niet op slot) waarschuwde ik ze even. Op verzoek van Har, die op dat moment erg druk bezig was, zette ik hun fiets in hun bergruimte onder de flat. Juist toen ik de deur van hun bergruimte had geopend, hoorde ik een stem. Het bleek een politieman te zijn, die wilde weten wat ik met die fiets van plan was. Terwijl ik met de politieman praatte, dwaalden zijn ogen telkens over mijn schouder naar de -nu open staande- bergruimte achter mijn rug. Toen de man weg ging en ik me omdraaide, kreeg ik de schrik van mijn leven: de hele ruimte bleek vol te hangen met drogende Nederwiet; de eigen teelt van mijn buurman.
Har verdiepte zich in allerlei mogelijke godsdiensten (en occultisme) omdat, zo zei hij, hij alles een ‘eerlijke kans’ wilde geven. Toen ik hem er op wees, dat hij bij dat onderzoek de Bijbel uitsloot, reageerde hij geschokt: dat was inderdaad waar, zo beaamde hij, maar: hij zou dat meteen goedmaken en hij zou de Bijbel grondig gaan bestuderen. Toen ik hem later weer ontmoette (we waren inmiddels naar de Achterhoek verhuisd, zodat we elkaar niet vaak meer zagen) vertelde hij stralend, dat het onderzoeken van Gods Woord ‘niet nodig was geweest’ omdat hij iemand had ontmoet die hem een complete Bijbelstudie had gegeven. Een Bijbelstudie, die niet leidde naar Jezus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is… Zo zorgde satan ervoor, dat deze zoekende man de Weg niet vond.
De Heer had het mij op mijn hart gelegd voor dit gezin te bidden, maar vooral Har was zo diep verzonken in het occultisme, dat ik na verloop van enkele jaren er aan begon te twijfelen, of de Heer hen ooit zou kunnen bereiken. (Ik twijfelde dus aan de almacht van de Heer…) Toen ik lange tijd daarna mijn vroegere buurman weer eens ontmoette en hij me enthousiast thuis uitnodigde, had ik er eerlijk gezegd niet zoveel zin in. Deze man was immers toch onbereikbaar met het Evangelie… Tot mijn verbazing hing er echter een grote poster op de deur van hun flat waarop stond: Jezus is Overwinnaar! Har had de Heer Jezus gevonden… Verheugd liet hij me foto’s zien, waarop hij te zien was in een doopgewaad, terwijl hij door onderdompeling gedoopt werd.
Als de Here God ons op het hart legt om voor iemand te bidden, kan dat weleens betekenen, dat we dat jaren moeten volhouden, ook al denken we dat die persoon ‘onbereikbaar’ is. Ik mocht (tot mijn grote vreugde) leren dat de Heer dwars door drugs en occultisme heen kan spreken tot zoekende zielen. Hebt u een familielid, waarvan u wanhoopt dat hij of zij ooit nog ‘aangesproken’ kan worden door het Evangelie? Dit verhaal van Har en zijn gezin is waar gebeurd en wonderen vinden nog steeds plaats. Prijs de naam van onze Heer Jezus!