Eén euro!
Een predikant is zojuist aangesteld in een plaatselijke gemeente. Hij en zijn echtgenote hebben snel een leuk huis gevonden en ze zijn zojuist verhuisd. Nog lang niet alles is uitgepakt; overal staan nog dozen en de schilderijen staan tegen de muur. Zijn vrouw is met de auto weg om boodschappen te doen, juist als de predikant een telefoontje krijgt: één van de ouderlingen is ziek; kan hij misschien voor hem invallen en een huisbezoek doen?
Hij neemt de bus en vraagt of hij in de bus een kaartje kan kopen; hij heeft geen OV kaart of zo. Dat blijkt te kunnen. Voor de vijf zones die hij moet rijden moet hij zes euro neertellen. Hij betaalt de chauffeur met een gekreukeld briefje van tien en krijgt het wisselgeld in de hand gedrukt. Hij vraagt de chauffeur hem even te waarschuwen als hij bij de Vivaldistraat komt.
Hij zoekt een plekje en wil het wisselgeld in zijn jaszak stoppen. Vier euro’s en twee muntjes van vijftig cent. Niet begrijpend staart hij ernaar. Dan dringt het tot hem door dat de chauffeur hem een euro teveel heeft gegeven. Dat is mazzel! Even overweegt hij op te staan en die euro aan de chauffeur te geven, maar ach… die ene euro… Die kan Arriva wel missen. Schouderophalend steekt hij de muntjes in zijn zak.
De chauffeur geeft hem een seintje: ze komen op zijn bestemming. Hij staat op en bedenkt zich. Hij grijpt in zijn jaszak en haalt er een euro uit, die hij aan de chauffeur overhandigt. “ik zag dat je me teveel wisselgeld gaf” zegt hij. De chauffeur knikt goedkeurend. “dank je meneer” zei hij. “dat doen niet veel mensen”.
De chauffeur bekijkt hem nu aandachtig. “ken ik u niet ergens van?” informeert hij. “tja” zegt de predikant, “er heeft een kort interview in de krant gestaan met mijn foto erbij. Als nieuwe voorganger van de Baptistengemeente ‘het Stadslicht’. Misschien herken je me daarvan? “
De chauffeur glimlacht. “het Stadslicht hè?” zei hij om peinzend te vervolgen “ik loop al een tijdje te denken om eens naar een kerk te gaan. Ik ben al in geen eeuwen meer in een kerk geweest. U lijkt mij wel een geschikte kerel; ik vertrouw u wel. Als u de nieuwe predikant bent wil ik wel eens naar uw kerk!”
Als de predikant de bus uitstapt, houdt hij zich vast aan de dichtstbijzijnde lantaarnpaal en fluistert: “O God, ik had U bijna verraden voor één enkele euro….”
De inhaal-race
Ik zie hem in de binnenspiegel al aankomen. Links, rechts inhalend, terug naar links en continue het gas er op. Zelf ben ik ook aan het inhalen en rijd dus ook op de linkerbaan. Nu ik die auto zó zie rijden neem ik me voor om –zodra ik die vrachtwagen met oplegger voorbij ben- ruimte te maken. Maar in een mum van tijd zit hij op mijn achterbumper. De grote lichten gaan aan; seinend naar mij. Alsof ik in de lucht kan oplossen…
Zodra ik voorbij de vrachtwagen ben ga ik naar rechts. Opgelucht dat die trage slak eindelijk opzij is gegaan geeft die ander vol gas. In een flits is hij me voorbij. Ik kan nog net het visje zien op zijn achterraam.
Een aparte zitplaats
De kerk loopt al aardig vol. Mensen lopen langs de rijen, zoekend naar plaatsen die nog leeg zijn. Hier zijn nog twee plaatsen vrij; daar nog één. Het combo zet het eerste lied in en de meeste mensen gaan staan om het eerste loflied te zingen. Terwijl de liederen gezongen worden, worden de laatste nog vrije plaatsen ingenomen.
Dan loopt de predikant naar voren; de mensen gaan zitten. “Goedemorgen en van harte welkom!” begint hij, terwijl de geluidstechnicus het geluid nog even bijstelt. Juist als hij het Bijbelgedeelte wil noemen wat gelezen zal worden, gaat achter in de kerk de deur open. Een man komt binnen. Hij ziet er uit als iemand die op straat woont.
Zijn lange haar is vies en het klit. Zijn baard is wild en zijn kleren zijn vuil. Er zitten geen veters in zijn schoenen; de man sloft een beetje als hij door het gangpad loopt. Hij kijkt links, hij kijkt rechts. Er is geen plaats. Hij ziet mensen met van afschuw vervulde gezichten, hij ziet medelijdende gezichten. Verder loopt hij; naar voren. Ergens moet toch nog een stoel vrij zijn?
De hele gemeente kijkt nu naar de vieze man voor het podium. De spreker is afgeleid; hij heeft stil gekeken wat er gebeurde. Dan plotseling is er gestommel. Een oude man, in de tachtig, met zilverwit haar, gekleed in een grijs driedelig pak, is opgestaan en loopt tussen de rijen door. Hij is een godvruchtig man – zeer elegant, zeer waardig. Hij loopt met een stok.
Het duurt even voordat hij bij de zwerver voor het podium komt. Daar aangekomen legt hij zijn stok neer, draait zich om, trekt met zijn vingers zijn broekspijpen wat omhoog zodat de keurige vouw intact blijft en hij gaat naast de zwerver zitten, zodat die niet alleen hoeft te zitten, ten aanschouwen van de hele gemeente.
De kerk is volkomen stil.
Wat zij vanmorgen in de preek zullen horen
zullen zij weer vergeten. Maar wat zij net gezien
hebben zal niemand ooit vergeten
Wees voorzichtig met hoe je leeft. Ons leven is misschien de enige Bijbel die sommige mensen ooit zullen lezen. Mensen kijken naar ons, hoe wij ons als Christenen gedragen. En de boze ziet graag dat we mensen teleurstellen.
Onthoud: je draagt de Naam van Christus op je schouders,
je vertegenwoordigt Hem, als je jezelf ‘Christen’ noemt.