Wie is Jezus? Ik (Wilhelm Busch, predikant) wil het u aan de hand van een voorbeeld duidelijk maken.
Ik heb in mijn leven veel meegemaakt. Zo zat ik meer dan eens in de gevangenis, niet vanwege diefstal of zo, maar vanwege mijn geloof. Tijdens het Derde Rijk hadden de Nazi’s niet veel op met jeugdpredikanten zoals ik, en dus werd ik in vreselijke gevangenissen opgesloten. Eén arrest bracht ik in een bijzonder afschuwelijke gevangenis door. Het hele gebouw was van beton en de muren en vloeren waren zo dun, dat je het kon horen als er beneden iemand kuchte of als er op de derde verdieping iemand uit zijn bed viel. Ik zat in een heel benauwd hokje, toen ik hoorde dat in de cel naast me een nieuweling ingesloten werd, ook een gevangene van de Geheime Staatspolitie. Die man moet de wanhoop nabij zijn geweest. Door de dunne muur heen hoorde ik hem ’s nachts huilen. Ik hoorde hoe hij op zijn brits lag te woelen en te draaien. Dikwijls hoorde ik zijn onderdrukte gesnik. Het is vreselijk als een man huilt. Over dag mochten we niet op onze brits liggen. Dan merkte ik dat hij heen en weer liep, twee-en-een-halve stap heen en twee-en-een-halve stap terug. Als een gekooid dier liep hij in zijn kleine cel op en neer. Soms hoorde ik hoe hij zat te steunen. En ik had de vrede van God in mijn cel! Weet u: Jezus was mijn cel binnengekomen!
En iedere keer wanneer ik hoorde hoe diep wanhopig die man naast me was, dacht ik: ‘Ik moet naar hem toe! Ik moet met hem praten! Uiteindelijk ben ik toch geestelijk verzorger!’ Toen heb ik gebeld om de bewaker. Die kwam en ik zei: ‘Luister eens! Hier naast me zit een man die de wanhoop nabij is, die komt om van wanhoop! Ik ben predikant. Laat me naar hem toegaan. Ik wil graag wat met hem praten!’ Toen antwoordde hij: ‘Ik zal het eens vragen.’ Na een uur kwam hij terug: ‘Niet toegestaan! Verzoek afgewezen!’ Dus heb ik die man naast me nooit gezien. En hij was toch maar een handbreed van mij verwijderd. Ik weet niet hoe hij er uitzag, of hij oud of jong was. Ik bespeurde alleen zijn ontzettende wanhoop. Kunt u zich dat voorstellen? En meer dan eens heb ik voor die muur gestaan en gedacht: ‘Kon ik die muur nu maar omverhalen en naar die man toegaan!’ Maar ik kon niet door die muur heenkomen, al had ik er nog zo hard tegen geslagen.
En nu moet u goed opletten! In net zo’n situatie als ik destijds, bevindt zich de levende God, de Schepper van hemel en aarde. Wij zijn ingesloten in de zichtbare driedimensionale wereld. God is heel dicht bij. De Bijbel zegt: ‘Van alle kanten omgeeft Gij mij.’ God is een handbreedte naast ons. Maar tussen Hem en ons staat die muur van een andere dimensie. En nu dringt alle ellende en al het gejammer van deze wereld door tot Gods oor. Hij hoort het gevloek van hen die verbitterd zijn, het geween van eenzame zielen, het verdriet van hen die bij een graf staan, het zuchten van hen die te lijden hebben onder onrecht. Dat dringt allemaal door tot het hart van God, net zoals de wanhoop van die man in de cel naast me tot mij doordrong.
En stel u voor: God kon wat ik niet kon. Hij heeft op een dag de muur, die er tussen Hem en ons is, neergehaald en is binnengekomen in onze zichtbare wereld in zijn Zoon Jezus! Begrijpt u het: in Jezus, de Zoon van God, is God tot ons gekomen, tot alle beroerdigheid en ellende van deze wereld! En sinds ik Jezus heb leren kennen, weet ik dat God leeft. Ik zeg altijd: sinds Jezus is gekomen, is het loochenen van God alleen maar onwetendheid.
Uit: Jezus, onze bestemming van Wilhelm Busch