Een zweep, een kreet, een striem, rauwe pijn
Waarom moest dit voor mijn Heiland zijn
Een vuist, een stem die spottend roept
Een schelle lach, een man die vloekt
Mijn Heer, zo toegetakeld
Lamgeslagen, uitgeschakeld
U scheldt niet terug, gaat als een lam
Pakt het vloekhout, sleept die stam
Ik zie U bidden voor hen die slaan
De spijkers zie’k door Uw handen gaan
U, die nu de mens met God verzoent
Smeekt: Vader,
ze weten immers niet wat ze doen?
Een spons, gedrenkt in zure wijn
Een dronk zo vol venijn
Ik zie uw pijn, ik zie Uw bloed
Maar ‘k weet dat het zo wezen moet
Want als U dit niet had gedaan
zou de mens verloren gaan
U betaalde de prijs die stond op mijn hoofd
De prijs voor een ieder die in U gelooft
Maar Here, moest het zó verschrikklijk zijn?
Die angst, het duister, het bloed, Uw pijn?
Moest de Vader U verlaten in Uw grote nood?
U zweette bloed, het kruis glansde rood
O Heer, het spijt mij van mijn zonden
Die waren ’t die U zo verwonden
Door Uw verzoenend lijden en sterven
Kon ik Uw eeuwigheid beërven
Eeuwig leven zal ik dan
Zodat ik U eeuwig danken kan!
Uw liefde zo groot, Uw stem zo zacht
Uw liefdesoffer, voor mij gebracht
|