de zielenslaap: waar of niet waar? (deel 2)

In het vorige topic bespraken we wat er gebeurt na de dood, waar we heen gaan, of er herkenning is en dergelijke vraagstukken. Nu gaan we het expliciet hebben over de vraag: klopt het dat de ziel van de mens, na diens lichamelijke dood, slaapt tot het moment dat Christus hen zal opwekken? Het antwoord op deze vraag is wat mij betreft een glashelder ‘Nee’. Nee, als een kind van God sterft dan sluit hij/zij de ogen op aarde en opent ze in de hemel. Een ‘bevordering tot heerlijkheid’.

Ja, de dode rust, maar alleen het lichaam, wat niets meer doet en vergaat tot stof.

Hieronder heb ik argumenten voor mijn zienswijze neergezet.

Waarom zou een geredde ziel slapen (uitgeschakeld zijn)?

Dat de mens geestelijk dood was door de zonde, is door Christus veranderd, zodat wij een levende geest hebben en de Heilige Geest van God in onze geest woont en met ons getuigt. De ziel wordt op dat moment Hemelburger, gered en gereinigd. Een kind van God is een levende ziel met een levende geest, echter in een zondig en daardoor sterfelijk lichaam. Zou het niet vreemd zijn als de Heer onze ziel en geest nu al redt waardoor wij leven en dat dan bij ons sterven onze ziel in een staat van bewusteloosheid, slaap, onbewustheid komt te verkeren? Dat zou dus een teruggang betekenen …

Ik ben met u..

De Heer Jezus heeft ons beloofd “Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld”. Dat geeft een bewuste verbondenheid met Hem. Wij mogen dan ook een levende relatie hebben met onze Heer en Verlosser! Als die verbondenheid verbroken zou worden omdat onze ziel ‘slaapt’ dan zou de Heer geen waarheid gesproken hebben. Je kunt immers als je (eeuwen) ‘slaapt’; bewusteloos bent, geen bewuste verbondenheid hebben. Het tegendeel is echter waar: onze bewuste verbondenheid met de Heer Jezus hier en nu (op aarde) wordt zo vaak gedwarsboomd omdat wij eveneens verbonden zijn met de aarde…. Na ons sterven is er niets meer, geen zonde en geen verleiding, wat onze verbondenheid met de Heer Jezus in de weg zal staan!

‘zij slaapt’…
Maar wie slaapt er:
het lichaam of de ziel?

“Hij sprak: Weent niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt”. Lucas 8 vers 52 Dat het hier niet gaat over een slapen van de ziel, maar van een slapen van het lichaam, bewijst ondermeer Hand. 13:36, waar staat: “David is ontslapen en hij heeft ontbinding gezien.” Het ontslapen wordt hier gekoppeld aan de ontbinding, wat duidelijk maakt, dat het hier niet gaat over de ziel, maar over het lichaam.

God is niet de God van de doden,
maar van de levenden!

Matteus 22 vers 33, Marcus 12 vers 27 en Lucas 20 vers 38 Hiermee vermaant de Heer Jezus de schriftgeleerden die niet geloofden in de ? opstanding der doden. “God is niet een God van doden, maar van levenden” zegt de Heer Jezus dan. Het is toch niet voor te stellen dat de Heer Jezus dit zegt, als Hij zou weten dat die levenden eigenlijk in het Paradijs slapende, volkomen bewusteloze en dus ‘zo goed als dode’ zielen zijn?


Niet de doden zullen de Here loven

Een tekst die soms wordt aangehaald door hen, die de zielenslaap aanhangen, is de tekst uit Psalm 115 vers 17 “Niet de doden zullen de Here loven” Zij, die geestelijk dood zijn, hebben geen idee van het Koninkrijk der hemelen en het vormen van het lichaam van Christus. Maar kinderen van God zijn niet langer dood, maar levend geworden door Zijn genadeoffer! Naar de inwendige mens is de ware christen immers bij zijn wedergeboorte reeds opgestaan tot een nieuw leven. Of zij gebruiken de tekst uit Prediker 9 vers 5 “de doden weten niets…” Lees bij dit vers dan wel verder: “…zij hebben geen loon meer te wachten, zelfs hun nagedachtenis is vergeten.” Geldt dat voor de gestorven gelovigen? Geen loon, zoals Christus beloofd heeft en ze zijn vergeten; niemand denkt ooit nog aan hen?? Zou dat dan echt gelden voor een verlost kind van God??

in eeuwigheid niet sterven
(maar wel ‘slapen’?)

Tot de gelovigen van het nieuwe verbond sprak Jezus, dat zij de dood in eeuwigheid niet zouden aanschouwen (Johannes 8 vers 51-52) en dat wie in Hem gelooft, leven zal, ook al is hij gestorven en dat een ieder die leeft en in Hem gelooft, in eeuwigheid niet zal sterven (Johannes 11 vers 25-26). Ons lichaam sterft wel degelijk, dus de Heer bedoelt hier onze ziel. Als wij niet zullen sterven, maar wel (in sommige gevallen vele eeuwen) in zielenslaap zouden komen, zou de Heer Jezus ons dan zó expliciet beloven dat wij zullen leven en in eeuwigheid niet zullen sterven? De Heer Jezus windt nooit ergens een doekje om. Als wij (eeuwenlang) in zielenslaap zouden gaan nadat ons aardse lichaam sterft, dan zou de Heer Jezus d? t hebben gezegd, in plaats van ‘je zult niet sterven’.

Het Lichaam van Christus

Een gelovige behoort tot het lichaam van Christus en dit Lichaam kent alleen maar eeuwig leven. Als de gelovige sterft, als zijn lichaam van ziel en geest gescheiden wordt, dan neemt de (ziel van de ) gelovige zijn intrek bij de Heer Jezus Christus (2 Cor.5:8). Zou een deel van het Lichaam van Christus dan in een diepe slaap (zielenslaap) vallen? De Heer Jezus, Die de dood overwon; zou een deel van Zijn lichaam slapen?

Heden zult gij met Mij

Toen de Here Jezus aan het kruis hing, sprak hij met één van de twee misdadigers en de Heer Jezus beloofde hem: “heden zult gij met Mij in het paradijs zijn”. Lucas 23 vers 43 Uit wat de Heer Jezus vertelde (de arme Lazarus en de rijke man) weten we al dat de zielen in het dodenrijk annex het toenmalige Paradijs bepaald niet sliepen. Zou, toen de Heer Jezus de gelovigen meenam vanuit het dodenrijk naar de hemel, Hij hen dan daarna wèl in slaap laten vallen? Nogmaals: de Heer Jezus belooft ons niet iets, terwijl Hij weet dat we er niets van zullen merken omdat we in ‘slaap’ zijn. Daar is de Heer te eerlijk voor.

Ik zeg u heden: gij zult met Mij…

Om toch de zielenslaap te rechtvaardigen nemen sommigen hun toevlucht tot het omdraaien van de uitspraak van de Heer Jezus. Niet: ‘u zult vandaag nog met Mij in het paradijs zijn’ maar ‘ik zeg u vandaag: u zult (ooit) met Mij in het paradijs zijn’.

Dit is een listige omdraaiing. Want als je iets zegt tegen iemand, dan zeg je dat altijd ‘vandaag’. En dan zeg je er nooit bij, dat je dat ‘vandaag’ zegt… (zou zinloos zijn, zo’n toevoeging: ‘ik zeg je vandaag: het is mooi weer!’) Je zou alleen zeggen ‘ik zeg je vandaag…’ als er bijvoorbeeld aan vooraf was gegaan ‘gisteren zei ik…’ ? (Dus: ‘gisteren zei ik nog hoe het regende, maar ‘ik zeg je vandaag: het is mooi weer!’) Maar zo’n tegenstelling is hier niet het geval.

Ons gebouw (lichaam) wordt afgebroken

In 2 Corinthiërs 5:1-10 schrijft Paulus over ons sterven, als van het afbreken van een aardse tent. Hij wijst erop dat de gelovige dan reeds een gebouw heeft van God in de hemel, een eeuwig huis. De apostel verlangde ernaar om in dit hemelse huis zijn intrek te mogen nemen. Wij (onze ziel) gaat uit ons lichaam en komt dan in het hemelse huis. Paulus zegt: “Ik word van deze twee gedwongen, hebbende begeerte om ontbonden (lichaam en ziel/geest) te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste” (Fil. 1: 23). En in 2 Kor. 5: 8 getuigt hij: “Maar wij hebben goede moed en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heer in te wonen”. Daar, bij Christus, zullen wij elkaar herkennen; we zullen dus ook zelf herkenbaar zijn. (denk aan Mozes en Elia bij de verheerlijking op de berg en Samuel bij de spiritiste)

Stefanus

De stervende Stefanus, vol van de Heilige Geest, zag Jezus staande ter rechterhand Gods in de hemel. Hij hallicuneerde niet,maar dit was wat hij werkelijk zag. De Zoon van de levende God, zittend naast de Vader, was opgestaan om Zijn kind Lazarus te begroeten! Stefanus zag Jezus werkelijk en hij getuigde er van voor hij stierf. Mensen, die het tijdelijke voor het eeuwige wisselen, zien wel vaker de poorten van de hemel geopend en soms strekken zij zich op dat laatste moment daarnaar uit. Soms ook zien zij geliefden die hen voorgegaan zijn.

Prediker 12:5-7

De ziel; het ‘ik’ van de mens: “…want de mens gaat naar zijn eeuwig huis”

Het lichaam: “…en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is”

De geest: “…en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.”






Geraadpleegde websites

Peter (Clint)

J.E. van den Brink

het licht des levens

Jesus lives