De regenboog: bedrog? (deel 1)

Laatst las ik een reactie van iemand (op een ander weblog) die minachtend schreef:

‘die Christenen laten zich ook alles op de mouw spelden. God zou na de zondvloed gezegd hebben: ‘hier, zie de regenboog; het teken voor jullie dat Ik nooit meer de aarde door water zal vernietigen’. Nou, een regenboog ontstaat anders door doodgewone natuurwetten, niks bovennatuurlijks aan. En in de tijd vóór de zondvloed moet de regenboog dus ook al zichtbaar zijn geweest. Of regende het toen nooit? Dan was de schepping een leugen, want dan was het dus zó droog dat al die mooie bomen en planten die in Genesis genoemd worden er nooit hebben kunnen zijn’.

Mijn eerste reactie was om te denken: hij vindt ons dom, maar het is gewoon verklaarbaar waarom er vóór de zondvloed geen regenboog te zien was. En nee: het regende toen inderdaad nooit. In de Kalahari-woestijn regent het ook (bijna) nooit. Toch groeien daar struiken. Die groeien van de dauw die ze ‘smorgens krijgen. En de dauw was ook het water wat de planten, bomen en mensen vóór de zondvloed kenden als enige bron van vocht. (Alleen was dat geen ochtenddauw) Maar direct daarop vroeg ik me af hoeveel Christenen dit weten. Vandaar dat ik eens in het prachtige boek van prof. Alfred M. Rehwinkel, ‘de Zondvloed’ ben gedoken. Ik probeer daar een samenvatting van te geven.

“En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”.

Genesis 1 vers 31

Hoe zag de wereld er uit vóór de zondvloed?

Als de Here God zegt ‘het was zeer goed’ dan mogen we er op rekenen dat het een werkelijk fantastische wereld was. Zeer geschikt voor de mens om te bewonen, zeer geschikt voor de dieren en bomen en planten. Aangezien de wereld vandaag de dag helemaal niet zo geschikt is voor bewoning kunnen we het beste de wereld van ‘toen’ vergelijken met de wereld van nu.

De wereld van nu

Bewoonbaar landoppervlak

De oceanen beslaan ruim zeventig procent van de aarde zodat er aan landoppervlakte nog geen dertig procent overblijft. Deze dertig procent is echter niet in zijn geheel bewoonbaar: onze wereld kent grote woestijnen in Afrika, Azië, Amerika en Australië, (meer dan de helft van Australië is woestijn) en die gebieden groeien jaarlijks ook nog. Ongeschikt voor bewoning en ongeschikt voor verbouwen van voedsel. Alleen wat nomadenstammen en bosjesmannen kunnen in de woestijn (over)leven. Verder kent de aarde grote steppes, toendra’s, (Rusland, Canada) bergketens (Himalaya, Noord India enz) die onbruikbaar zijn voor bewoning. Ook hier leven slechts zeer weinig mensen. Verder zijn grote stukken van de aarde bedekt met ijs. Denk aan Groenland, Siberië, de Zuidpool en delen van Canada. Ook in het tropisch oerwoud (bijv. Amazone) is menselijke bewoning haast nihil en deze gebieden beslaan ook grote delen van continenten. Als we rekening houden met de woestijnen, gebergtes, steppes, toendra’s, ijsvlaktes en tropisch oerwoud dan blijft er van het landoppervlak nog niet de helft over. Dat betekent: de helft van 30 procent, 15 procent van de aarde is bewoonbaar.

Ongelijk verdeeld

Aangezien velen in onvruchtbare gebieden wonen (bijv. delen van Afrika) is er op veel plaatsen in de wereld honger. Op andere plaatsen is er voldoende voedsel en wordt er zelfs voedsel ‘doorgedraaid’ om de prijzen stabiel te houden. Als dan ook nog eens de natuurlijke hulpbronnen (gas, olie, steenkool, metalen en edelstenen) alleen beschikbaar zijn voor sommige volkeren, die vervolgens in weelde leven omdat zij dit kunnen verkopen, dan betekent dat dat de mensen die niet zo gelukkig zijn, hoge prijzen moeten betalen om aan deze materialen te komen. Denk aan de gasvoorraad van Rusland en de olievoorraden in Texas en de Arabische landen. Dit leidt gemakkelijk tot oorlog.

De wereld van toen

Bewoonbaar landoppervlak

De werelddelen, nu gescheiden door oceanen, waren destijds gedeeltelijk nog aan elkaar verbonden. We kennen de legenden over Atlantis, maar zoals de meeste sages en legenden hebben die een bron van waarheid, waaruit de verhalen ontstaan zijn. Atlantis is waarschijnlijk een continent geweest tussen Afrika, Europa en de beide Amerika’s. De Atlantische Oceaan zou er zijn naam aan te danken hebben. In de onvoltooide dialoog “Kritias” geeft Plato een zeer gedetailleerde beschrijving van het centrum van het machtige Atlantis-rijk. Het moet een groot, mooi en mysterieus gebied zijn geweest met een hoge ontwikkeling, dat echter werd verzwolgen door de woeste golven van de zee.

Wat nu zeeën zijn, was destijds in veel gevallen (deels) land. Engeland, Schotland en Ierland waren aan Europa verbonden. De Thames was een zij-rivier van de Rijn. Er worden in de Noordzee dan ook botten en tanden gevonden van Rhinocerossen, mammoeten en hyena’s. Spanje en Frankrijk strekten zich verder uit in de oceaan, tot aan wat nu de rand van het continentaal plat is. Ook de Middellandse Zee was gedeeltelijk droog, dus bewoonbaar land.

Woestijnen en poolgebieden bewoonbaar

In de Sahara, waar de meedogenloos schijnende zon praktisch elk leven onmogelijk maakt, worden fossielen gevonden van planten, dieren en gereedschappen die door mensen zijn gemaakt, alsmede andere sporen van menselijke bewoning. Deze bewijzen zijn zo overvloedig dat we weten dat de Sahara ooit bewoond was en zelfs een weelderige planten- en bomen begroeiing had. Hetzelfde geldt voor de Gobi woestijn (China) en de woestijnen van India. Groenland en de Noord en de Zuidpool hebben ook een geheel ander klimaat gehad. In het noorden vinden we formaties van koraalkalksteen of een ander bewijs van een zacht klimaat, en de meeste formaties met deze gesteenten komen voor in vlak aan de pool grenzende streken. De kalksteen- en kolenlagen van het carbonifere tijdperk zijn de gesteenten die juist zeer dicht bij de Noordpool gevonden zijn. (Prof. George McCready Price) Siberië, nu zo bevroren dat er maar enkele maanden per jaar iets groeien wil (Siberisch mos) was vroeger zo rijk aan vegetatie dat grote eters als mammoeten er bij duizenden leefden. Eveneens aan de hand van fossielen kunnen we zien dat er een warm ? en gelijkmatig klimaat geheerst heeft over de gehele aarde. Aan dit fossiele getuigenis valt niet te twijfelen; koudbloedige reptielen kunnen niet in ijskoud water leven; subtropische planten, of planten, die thuishoren in een gematigd klimaat kunnen geen zaad doen rijpen en zich zelf voortplanten onder omstandigheden, zoals die heersen aan de polen. (Sir Henry H. Howorth)

Hooggebergte was er nog niet

De Alpen, de Pyreneeën, het Rotsgebergte en zelfs de Himalaya waren allen vóór de zondvloed vele honderden en zelfs duizenden meters lager dan ze nu zijn. Dit wordt bewezen door dikke lagen Eocene en Miocene mariene afzettingen, die in vrij diep water moeten zijn gevormd en die gevonden zijn op plaatsen drie- tot vijfduizend meter (!) boven de zeespiegel. Bij voorbeeld de Dents du Midi in Zwitserland, waar zeeschelpen van het vroege Miocene of late Eocene type worden gevonden op een hoogte van 3300 meter. (Alfred Wallace, Engels natuurkundige)? Omdat de hooggebergten destijds veel minder hoog waren, waren zij ook bewoonbaar.

Dino’s

Een ander opvallend verschil met de periode na de vloed zijn de enorme reptielen, bekend als de dinosauriërs. Hun fossielen worden in alle werelddelen gevonden, soms in grote aantallen. In Canada worden hun fossiele overblijfselen zo massaal gevonden dat het erop lijkt dat zij daar net zo talrijk waren als de bisons die een eeuw geleden in Amerika leefden. Dinosauriërs leefden op het land zowel als in het water en zij hadden het formaat van een hond tot het enorme formaat van de Tyrannosauris Rex. Ze zijn echter plotseling van het wereldtoneel verdwenen. De dierenwereld van nu is zeer arm vergeleken met die van de wereld van Adam en Eva. Dat geldt ook voor de plantenwereld. Planten en bomen van allerlei soorten groeiden overal in de wereld, tot in arctisch Siberië, Groenland en Antarctica aan toe. We vinden de steenkoollagen, de restanten van dit plantenrijk, tot ver op de Zuidpool terug. Men veronderstelt, dat er drie tot vier meter dikke lagen plantaardig materiaal nodig zijn om een steenkoollaag van dertig centimeter te vormen. (dat plantaardig materiaal is onder zeer grote druk in elkaar geperst.) Er zijn koollagen van twaalf tot zelfs (Wyoming) zevenentwintig meter dikte. Dit betekent, dat er een vaste massa van planten en bomen nodig is geweest van een dikte van honderdvijftig tot drie honderd meter om het mogelijk te maken, dat zich kolenlagen van zulk een dikte vormden. D? t is nog eens een ‘regenwoud’! Wat een wonderbare wereld moet dat geweest zijn! Onze fantasie schiet te kort om ons de pracht en weelderigheid van die wereld voor te stellen.

De leeftijden

De mensen (en ik neem aan ook de dieren) leefden in zo’n geweldige wereld, dat zij zeer hoge leeftijden behaalden. Adam 930 jaar, Set 912 jaar, Enos 905 jaar, Kenan 910 jaar, Mahalalel 895 jaar, Jered 962 jaar, Metuselach 969 jaar, Lamech775 jaar. In Genesis 6 vers 3 lezen we dat de Here God na de zondvloed zei: ‘…de duur van zijn leven zal honderdtwintig jaar bedragen.’ Inderdaad bereikt de mens van nu niet meer zulke leeftijden. In onze welvaartsmaatschappij worden we oud, maar zo rond de 80 sterven de meeste mensen. Er zijn er die meer dan een eeuw oud worden en er zijn zeldzame gevallen van mensen die 115 jaar oud worden. Ik geloof dat de Bijbel van kaft tot kaft waar is. Waarom werden de mensen destijds dan zo oud en wat is er veranderd zodat ze nu niet meer zo oud worden?

Volgende week: Wat is er veranderd en hoe?