bang voor de dood

Ik ben de dood. Magere Hein, de man met de zeis, of hoe ze me ook noemen; al doen ze dit met vrees in hun ogen als ze over mij praten. Mijn naam is eigenlijk Mattoriël . Ik heb als engel gejuicht bij de schepping, ik zag Adam en Eva in de prachtige nieuwe natuur. Het begin was zo mooi…. We waren allemaal enthousiast. Achteraf vind ik het zoetig, weeïg.

Ik ben één van de belangrijkste engelen geweest. Toen wij zagen hoe de mensen God prezen om Zijn grootheid, ging het kriebelen. Want ook wij waren immers groot; voor de mens niet te begrijpen. Abaddon was de machtigste engel. (Openbaring 9:11) Zelfs hem eerden de mensen niet!

engel des doods

We eisten respect, eer en hoogachting vanwege onze hoge status. Maar God wandelde met de mens, Zijn schepping, in de hof en wij keken morrend toe. Abaddon ging voor de troon van God staan en eiste verering van de mens, de schepping en andere engelen. Maar God vertelde hem dat hij hoogmoedig geworden was.

Vele engelen kozen de kant van Abaddon. Wij, als engelen, waren schitterende wezens, wij straalden in de hemelse sferen en waren trots. Abaddon brieste van woede; hij ging weg en velen van ons volgden hem, ik ook. We gingen nadenken over hoe wij de eer zouden kunnen krijgen die ons toekwam. Een rechtstreekse confrontatie met God was uitgesloten, we zouden het nooit winnen. Abaddon kwam met het plan om God te treffen door Zijn schepping.

Het plan slaagde boven verwachting. De vrouw luisterde naar Abaddon, die door een slang sprak. En zij werd ongehoorzaam en zelfs haar man deed mee! Het plan slaagde beter dan we gedacht hadden! God besloot dat de mens en zijn vrouw niet langer in de tuin mochten blijven waar immers ook de boom van eeuwig leven stond. Er kwam een vloek over de schepping; er groeiden distels tussen de vruchten van het veld en de prachtige dieren begonnen elkaar te verslinden. We hadden niet verwacht dat het zó goed zou gaan!

Op een dag kwam Abaddon bij mij. Ik zou een nieuwe taak krijgen die bijzonder eervol was: de definitieve slag voor de mens! (en daarmee voor God!) De mens had twee zoons gekregen, Kaïn en Abel en het was Abaddon gelukt om de oudste zoon Kaïn tot ontevredenheid te brengen. De offers van Kaïn werden afgewezen; God kende immers zijn hart. En op de dag waarop ik mijn nieuwe taak kreeg leidde de ontevredenheid van Kaïn tot een ruzie tussen beide broers. ‘Ga en neem het leven van Abel’ zei Abaddon. Ik ging en zag hoe Kaïn zijn broer hard sloeg, zodat Abel zwaar gewond op de grond viel. Ik hurkte neer bij Abel en bekeer hem aandachtig. Toen strekte ik mijn armen uit en tilde hem op. Ik zag tot mijn verrukking hoe zijn ogen braken en hoorde zijn laatste zucht. Daar stond ik, met de ziel van Abel in mijn armen. ‘Breng hem naar hier!’ siste Abaddon en toonde mij de ingang van het dodenrijk.

de dood, gevreesd door alle tijden!

Het gaf mij voldoening om de mensen te brengen naar het dodenrijk. Ik kreeg niet het respect wat mij toekwam, maar wel ontzag en angst. Ik zag hoe mensen stierven in bed, op slagvelden of terwijl zij op de akker werkten. Ik hoorde hun kreten en zag hun nabestaanden verstrakken van angst als ik binnenkwam. De zielen van de mensen, die God eeuwig wilde laten leven, bleven onder onze hoede in het dodenrijk. Vele engelen waren afgedaald naar dit dodenrijk en schiepen er genoegen in de zielen van de overledenen te kwellen. Ze waren in onze macht. Die macht was een tegemoetkoming aan ons verlangen naar eer.

Eeuwen lang bleef dit zó. Tot we engelen hoorden zingen op de velden van Efrata. Waar we bang voor waren, gebeurde. Na het gebeuren in de hof van Eden had God namelijk gezegd dat Abaddon (die nu satan genoemd werd) en wij, zijn gevallen engelen, nu ‘demonen’ genoemd, vervloekt waren. Daar konden we mee leven. Maar God had voorzegd dat uit het nageslacht van de vrouw Iemand zou komen die de slang (op dat moment was Abaddon in de gedaante van de slang aangesproken) de kop zou vermorzelen. Dit zou betekenen dat dit nageslacht van de vrouw dus het nageslacht van satan zou verslaan in zijn opstand! We vreesden voor de komst van deze persoon, ook al wisten we, dat satan op zijn beurt dit kind, dit nageslacht, grote schade zou toebrengen. ‘in de hiel bijten’ had God het genoemd.

Het kind wat geboren werd zou dus onze ondergang worden. Vandaar dat ermeteen werk van gemaakt werd. We kwamen in de gedachten van koning Herodes en hij beval dat alle jongetjes tot twee jaar gedood moesten worden in Bethlehem en de wijde omgeving daarvan. Het deed mij goed het grote leed te zien en de angst in de ogen van moeders, die een soldaat binnen zagen komen, op zoek naar kinderen van die leeftijd, met in hun hand een van bloed druipend zwaard. Het werd een orgie van dood!

angstaanjagend

Maar we misten ons doel. Jezus groeide op en wij waren niet bij machte Hem kwaad te doen. satan probeerde met Hem te praten en hij eiste eer van Jezus, maar Jezus stuurde hem weg. We zonnen op wraak. We zagen hoe Jezus als volwassen man ging prediken en hoe Hij deed wat al in de oude profetiën was voorzegd: Hij predikte het Koninkrijk van God en Hij genas zieken.

Op een dag riep satan mij bij hem. Lazarus, een goede vriend van Jezus, was ernstig ziek. Jezus zou vast komen en hem genezen. Maar wij zouden Hem te snel af zijn en eens kijken wat Hij zou doen, als Hij werd geconfronteerd met de nachtmerrie van de mens: de dood. Ik snelde naar het huis van Lazarus waar ik hem aantrof, ernstig ziek en verzorgd door zijn zusters. Snel nam ik zijn ziel en bracht die in triomf naar het dodenrijk. We zagen hoe het doodsbericht Jezus bereikte. Hij weende! Onze triomf was groot. Zeker toen Hem verweten werd dat Hij niet meteen was weggegaan, zodat hij Zijn vriend nog had kunnen redden.

Jezus ging naar het huis van Lazarus. Die was al vier dagen geleden begraven. Jezus liep naar het graf en bad. Ik hoorde verschillende demonen giechelen of zelfs hardop lachten, spottend om God. Daarop sprak Jezus luid. “Lazarus, kom uit!” Een grote macht dwong mij onmiddellijk naar het dodenrijk; ik kon niet anders. Ik moest Lazarus teruggeven! Lazarus kwam naar buiten, zijn ogen knipperden tegen het schelle licht. Dit was voor mij persoonlijk een moeilijke dag.

De tijd begon te dringen. We begrepen niet wat Jezus van plan was; Hij predikte liefde en vergeving en verkondigde de tijd van het Koninkrijk Gods. Satan wilde Hem uit de weg ruimen. De demonen, ik ook, waren het niet met hem eens. Wat denk je: zou God Zijn Zoon naar de aarde zenden om Hem te laten ombrengen? Aan de andere kant was het idee verleidelijk: als het ons zou lukken de Zoon van God te laten sterven zou God Zijn plan niet meer ten uitvoer kunnen brengen.

We gingen verschillende groepen mensen bewerken. De schriftgeleerden stonden afwijzend tegenover Jezus, omdat Hij claimde de Zoon van God te zijn. Zij werden ons eerste doel. Al snel hadden we deze Schriftgeleerde zo ver dat ze fluisterend begonnen te overleggen hoe zij Jezus konden laten struikelen, zodat zij openlijk de zonde die Hij begaan had, konden laten zien. Maar hun overleggingen liepen op niets uit: Jezus zondigde niet. Hij bleef liefdevol en ze konden niets vinden. Daarop kregen we hen zo ver dat ze besloten valse aanklachten tegen Hem in te brengen op grond waarvan ze Hem konden laten ombrengen. Het lukte.

Op een nacht werd Jezus gearresteerd en voorgeleid. Wij, demonen, waren in grote getale aanwezig. Enerszijds beducht voor de grote macht van Jezus, anderzijds opgetogen omdat Hij weerloos leek te zijn. We beïnvloedden de soldaten die Hem bewaakten en ze bespuwden Hem en sloegen Hem. Er gebeurde niets! Geen engelenlegers! Het regende slagen, ze bedekten Jezus met een doek en sloegen Hem in het gelaat, waarna ze de doek weghaalden en gillend van het lachen vroegen wie het was, die Hem geslagen had. Jezus zweeg.

Eerlijk gezegd knaagde er bij mij iets. Het klopte niet. De Zoon van God, de Schepper van hemel en aarde, zo weerloos en in onze macht… Wat was de bedoeling hiervan? Hoe ver mochten wij gaan in onze wraak, voordat de hemelse machten ons zouden aanvallen? Maar Satan wilde er niet van horen. Zijn ogen schitterden, toen hij er aan dacht dat hij nu de macht bezat over de Zoon van God!

De dag kwam dat ze Jezus kruisigden. Donkere wolken gierden langs de lucht, de bliksemschichten schoten langs de wolken. Demonen gilden van opwinding toen de nagels door de handen en voeten van God’s Zoon werden geslagen. Ik had er geen vertrouwen in; vóór ik de ziel van Jezus zou mogen wegnemen… Ik geloofde er eerlijk gezegd niets van. En toch… Hij was stervende! Satan siste in mijn oor: ‘Nu!’ maar ik werd tegengehouden. Niet ik bepaalde op welk moment Hij stierf; Hij deed dat Zelf. Met Zijn laatste krachten riep Hij het uit: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik mijn geest!’. Het werd stil, niemand verroerde zich, ik ook niet. Toen begon de aarde te beven.

de kruisiging

Ik bracht Jezus niet naar het dodenrijk. Hij ging Zelf! Toen Hij daar aankwam was de verwachting groot: de Zoon van God op de plek waar geen mens vandaan zou kunnen komen! De demonen waren allemaal aanwezig in het dodenrijk, geen één uitgezonderd. Niemand wilde dit moment missen. De desillusie was echter groot.

Jezus stond in de ingang van het dodenrijk. Niet als verslagen mensenzoon, maar als Overwinnaar. Plotseling, terwijl Hij begon met een overwinnaarsrede, begreep ik, dat Hij, juist door te sterven, de zonde had verzoend. Maar nòg begreep ik het niet. Tot Jezus het dodenrijk verliet! Het dodenrijk, waaruit geen ontsnappen mogelijk was! En Hij voerde als Overwinnaar Zijn krijgsgevangenen met Zich mee en bracht hen naar Zijn paradijs. Pas toen zij weg waren drong het tot ons door wat er werkelijk gebeurd was. De ontzetting was groot. Ja, Satan had de Zoon van God deerlijk verwond; hij had er zelfs voor gezorgd dat Hij stierf. Maar Jezus vermorzelde satan de kop door Zijn overwinning! Hij had gedaan wat niemand van ons voorzien had: de macht der zonde verbroken en de macht van de dood teniet gedaan!

Mijn taak ging door; de mensen stierven nog steeds. Langzaam aan begon mijn zelfvertrouwen weer toe te nemen. Niets aan de hand, wij waren nog niet verslagen en ik bleef nog steeds de mensen angst aanjagen en naar het dodenrijk brengen.

Toen kwam de grote slag voor mij persoonlijk. Stefanus, een volgeling van Jezus, werd gestenigd. Ik vloog er naar toe! Ik verwachtte een angstig man te zien, gepijnigd door de stenen die op hem neervielen , een man in doodsnood. Ik zag echter iets anders. Stefanus straalde van blijdschap! De omstanders werden onzeker; er vlogen zelfs minder stenen door de lucht dan normaal en ook de scheldpartijen bleven uit. Ik zag, dat Stefanus ogen werden geopend. Het is mensen niet toegestaan de hemelse heerlijkheid te zien. Daarom zien zij ook engelen en demonen niet, die tussen hen in leven. Stefanus echter zag de hemel geopend. Onbegrijpend keek ik mee.

Toen ik vooruit trad om zijn ziel te nemen klonk de Stem. ‘Breng Mijn kind naar hier!’ Onbegrijpend keek ik op. Jezus stond daar, de Overwinnaar, en Zijn stem klonk nogmaals: ‘Breng Mijn kind naar hier!’ Ik moest gehoorzamen.

Sinds die tijd heb ik een hekel aan mijn taak, als het kinderen van God betreft. Zij, die vrijgekocht zijn door het bloed van het Lam. Als een ongelovige sterft dan gaat het als vanouds: de stervende kijkt mij ontsteld aan en zijn laatste seconden zijn vervuld van doodsangst. Dan heerst de dood over weer een mensenkind. Maar als een kind van God sterft, ben ik mijn macht kwijt, de doodsangst en de dreiging hebben hun kracht en macht verloren. Ik ben verworden tot een onderdanige portier. De dood, eens de grootste vijand van de mens, is nu geworden tot de overgang van het leven op de aarde, die zucht onder de vloek van de zonde, tot de hemelse heerlijkheid; de ingang in het Paradijs. En ik ben degene die hen moet begeleiden…

1 Kor 15 vers 43 gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid




Dit is natuurlijk een verzonnen verhaal. De dood is geen persoon. Maar de dood is wel, zoals aan het einde van dit verhaal bescheven, haar macht kwijt geraakt, haar prikkel. Een kind van God wordt integendeel door de dood verlost en overgezet naar de hemelse heerlijkheid aan het einde van zijn of haar leven. We zeggen dan met ouderwetse taal: ‘bevorderd tot heerlijkheid’. En zo is het. We zien uit naar dat machtige moment dat we in de hemel mogen komen. Ons lichaam blijft achter en keert weer tot de aarde. Maar zelfs dit vleselijke lichaam zal worden opgewekt! Het zal worden gemaakt tot een nieuw hemels lichaam.

Als dit gebeurt, zal het plotseling gaan. En niet ieder kind van God zal dan zijn overgegaan van dit leven naar het Licht. De dan levende kinderen van God zullen in een oogwenk een nieuw lichaam krijgen waarmee zij (wij?) rechtstreeks naar de hemel kunnen gaan. Hoe zal dat gaan? De Heer Jezus kreeg ook een verheerlijkt lichaam, maar het was Zijn aardse lichaam wat verheerlijkt was. Het was niet zó, dat Zijn lichaam in het graf bleef en Hij een nieuw lichaam ‘in plaats’kreeg. Aangezien ons lichaam aan Zijn lichaam gelijk zal zijn, zou je kunnen aannemen dat ook ons ‘oude’ lichaam wordt omgevormd tot het nieuwe, hemelse lichaam. Maar hoe zit het nu met de kinderen van God die al gestorven zijn? Zullen alle graven geopend worden om die stoffelijke resten boven te halen? Of krijgen zij een compleet nieuw lichaam? Ik weet het niet eerlijk gezegd. Voor God is alles mogelijk. Hij schreef ons DNA, voor elk mensenkind verschillend van de andere. Ons DNA, onze blauwdrukken voor ons lichaam, zijn bekend in de hemel. Hoe het dus gaan zal: het zal gelukken! Vol vertrouwen mogen wij dus uitzien naar dat grote moment als de hemelen voor ons open gaan!





Wil jij ook die angst voor de dood kwijt? Geef je hart dan aan Jezus. Hij stierf ook voor jou!
Als je Zijn offer aanneemt dan is ook voor jou de zonde vergolden en de dood verslagen.

[note] Gebed

Machtige God, Schepper van hemel en aarde, ik weet dat ik niet voldoe aan Uw heilige normen. Zonder Uw offer zou ik nooit bij U kunnen komen. Daarom wil ik U vragen mij mijn schuld tegenover U te vergeven door het offer van Jezus Christus. Dank U voor dit offer Heer Jezus. Dank U Here God, dat ik Uw kind mag zijn!

[/note]

En dan…

Als je zo’n gebed bidt (dat mag ook in je eigen woorden) dan ben je een kind van God. Je zult Zijn Heilige Geest ontvangen, Die je zal helpen en leiden. De Heilige Geest zal je wijzen op die dingen, die nog niet in orde zijn in jouw leven en je helpen ze weg te doen. Zonden en verslavingen: breng ze bij de Heer Jezus. Hij is een machtige trouwe Vriend.

Lees zijn brief aan jou, de Bijbel. Als je het moeilijk vindt, bidt dan of de Here God jou door Zijn Geest wil laten begrijpen wat je leest.