Job’s blijde hoop

“Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken. Spreek hiervan, vermaan en weerleg met alle nadruk: niemand mag u verachten.”

Titus 2 vers 11-15


Onze verwachting

De ‘Genade Gods’ leert de gelovige om te leven ‘verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus’. Gelovigen hebben door de eeuwen heen deze ‘zalige hoop’ vastgehouden, ondanks vervolging, marteling en moord. Maar hoeveel Christenen vandaag de dag hebben deze ‘zalige hoop’ en koesteren die? Er zijn veel redenen waarom aan de komst van de Heer Jezus voor Zijn Gemeente tijdens de Opname van de Gemeente wordt gerefereerd als ‘de zalige hoop’ en vandaag kijken we naar de zalige hoop zoals beschreven in het Oude Testament, het boek Job.

Job’s ‘zalige hoop’

Had Job een ‘zalige hoop’? Jazeker! Ook Job geloofde dat op een dag de Here God de mensen die hun vertrouwen in God hadden gesteld en die waren gestorven, weer zou doen opstaan en dat ze opnieuw zou leven. In Job 14 vers 14-15 stelt Job een vraag die door de eeuwen heen mensen heeft verbaasd: “Zou een dode weer tot leven kunnen komen?” Een vraag die Job zelf beantwoordt met “Ach, heel mijn leven zou ik op wacht blijven staan tot mijn aflossing komt. Ik zou antwoorden als U roept, hunkerend naar uw eigen schepsel. U zou wel mijn stappen tellen, maar niet mijn zonden.” Wat een prachtige uitspraak van deze trouwe oude patriarch.

Roepen

Merk op dat de apostel Paulus hetzelfde zegt wat Job zei: “Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden” 1 Korintiërs 15 vers 51 Het is overduidelijk dat Paulus in dit hele hoofdstuk spreekt over dezelfde “zalige hoop” van alle ware gelovigen: de wederopstanding en opname van de gelovigen. Job gaat ervan uit dat de Heer op een bepaalde tijd hem zal roepen en in 1 Thessalonicenzen 4 vers 16 lezen we over dat roepen dat de Here Zelf zal nederdalen van de hemel met een geroep. Als onze Heer en Heiland komt zal Hij met een machtig geroep de doden opwekken en Zijn Gemeente roepen om Hem te ontmoeten in de lucht.

Bij de naam geroepen worden

Nadat Zijn goede vriend Lazarus was gestorven vraagt de Heer aan Martha: “Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?” Johannes 11 vers 25-26 “wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven” is een heenwijzing naar dat machtige moment, dat de doden in Christus zullen opstaan uit de dood. Hierna laat de Heer de steen wegrollen voor het graf en na een gebed tot de Vader roept de Heer Jezus met luide stem: Lazarus, kom naar buiten! waarop de gestorvene naar buiten komt.

[warning]Bij de naam – ook bij de Opname?

Waarom zou de Heer Jezus zo specifiek de naam van Lazarus genoemd hebben? Omdat de Heer Jezus Zelf “de opstanding en het leven” is zouden, als de Heer Jezus niet de naam van Lazarus had genoemd, maar simpelweg de opdracht had gegeven ‘kom naar buiten’ ALLE doden opgestaan zijn uit hun graven! Betekent dit dat op het moment van de opstanding en de opname van de Nieuwe Verbond gelovigen de Heer ieder van ons met onze namen zal aanroepen? Ik weet het niet! Maar het is zeker binnen de mogelijkheden van onze Heer!

[/warning]

Twijfel?

Job stelt een vraag: : “Zou een dode weer tot leven kunnen komen?” en beantwoordt die met een ‘ indien’: “Ach, heel mijn leven zou ik” Twijfelde Job er aan? Nee! Want in hoofdstuk 19 vers 25-27 lezen we: “Ik weet: mijn redder leeft, en hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen. Hoezeer mijn huid ook is geschonden, (letterlijk: ook al hebben wormen mijn lichaam opgegeten) toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen. Ik zal hem aanschouwen, ik zal hem met eigen ogen zien, ik, geen ander, heel mijn binnenste smacht van verlangen.” Dat liegt er niet om! Job WEET dat hij in zijn eigen lichaam God zal aanschouwen! Over een zalige hoop gesproken! Ondanks zijn grote verliezen, materieel, fysiek en emotioneel, en de spot, valse beschuldigingen en veroordeling van zijn drie “vrienden”, weigert Job te twijfelen aan zijn geloof in God, in de wetenschap dat hij op een dag zou zal worden verlost uit al zijn benauwdheden. Dàt is echt geloof!

Job zal zijn Verlosser zien!

Job wist ook dat zijn Redder zichtbaar zal zijn en letterlijk in lichamelijke vorm op de aarde zal staan in de laatste dagen. Hoe heeft Job dit kunnen weten? Wat maakte Job er zo zeker van dat dit zou gebeuren? De enige manier waarop Job dit had kunnen weten was door het horen en geloven het Woord van God, in het bijzonder de profetieën van Gods Woord. We weten niet hoe Gods Woord tot Job was gekomen, maar het is duidelijk dat Job het Woord heeft gehoord en geloofd, en dat Job goed bekend was met Gods grote plan voor de mens! Job was er zeker van dat hij “in de laatste dagen” zou kunnen kijken met zijn eigen ogen als hij op zijn eigen benen staat voor zijn Redder. Is dit niet precies wat de Nieuwe Verbond gelovigen geloven wat zal gebeuren op het moment van de opstanding en opname?

“Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming.” Jacobus 5 vers 11

Jobs geloofsvertrouwen

Job doet wat eeuwen later Paulus over de ware gelovigen zegt: “Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd. Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig.” 2 Korintiërs 4 vers 16-18 Job wist dat zijn lichaam verloren zou gaan, terug zou keren tot de aarde. Maar Job had een geloof, dat verder reikt dan dit leven, na de dood, en in de eeuwige toekomst die de Heer heeft bereid voor hen die Hem liefhebben. Velen hebben tegenwoordig ‘een geloof’, waarmee zij door het leven gaan. Maar is dat geloof groot genoeg voor na dit leven?

Een paar woorden over Job

Job was geen Nieuwe Verbond gelovige. Maar Job was zeer zeker een gelovige in de God van de Bijbel en vooral in de God van Israël. Job was een levendig type van Israël en het Joodse volk. Jobs beproeving, lijden, verdriet, en vervolging, over hem gebracht door Satan en daarna zelfs door zijn ‘vrienden’, typeert dat wat Israël en het joodse volk hebben moeten doorstaan door de eeuwen heen sinds het begin van hun geschiedenis. Wie zijn dan de vrienden van Israël? Wij. De vrienden van Job hielpen hem niet zo goed en ook de kerk geeft niet de steun aan Israël die men van vrienden zou mogen verwachten. De Here God heeft een plan voor het verloste Israël en het joodse volk, en een totaal ander plan voor zijn Nieuwe Verbond Gemeente en gelovigen. Als Job dus getuigt over ‘zalige hoop’van zijn geloof dan ziet hij dit vanuit het Joodse standpunt. Ook het volk Israël zal de stem van de Heer horen en opstaan uit de dood en er zijn rijke, zeer rijke beloften voor dit volk!

Geef een reactie