Ik ben een dief en een moordenaar

straatrover

Ik groeide op in een arm gedeelte van de stad en als straatschoffie begon ik al met stelen. Snel iets van een kraampje jatten en dan wegrennen. Al snel leerde ik om in de mensenmassa zakken te rollen, ik dacht er niet eens meer over na. Later, toen ik groter en sterker was, deinsde ik er niet voor terug om de meer welgestelde mensen de mes op de keel te zetten en zo hun geld af te nemen.  Ik gleed af en ik wist het, het kon me niets schelen, op straat geld de wet van de sterkste en ik was vastbesloten om de sterkste te zijn.

Ik beroofde ooit eens een jonge vrouw en met tranen in haar ogen smeekte ze mij om het niet te doen, ze had het geld nodig om haar kinderen te eten te geven. Ik lachte haar uit en toen ze mij schopte terwijl ze probeerde om weg te komen sneed ik haar de keel door.  Het gebeurde in een impuls en ik was verrast dat het me niets deed. Mijn reputatie was gegroeid, van dief naar overvaller; en nu naar moordenaar. Niemand zou het ooit nog wagen om in mijn weg te staan.

Maar mijn nieuwe reputatie had ook een groot nadeel, ik werd gezocht. Niet langer als gewone dief, maar nu als moordenaar. En een moordenaar hoeft niet op genade te rekenen van de gemeenschap, een moordenaar wordt hier nog ter dood gebracht.

En ze kregen me te pakken, de rechtszaak was snel en het vonnis was hard. Maanden heb ik in de dodencel gezeten samen met de andere ter dood veroordeelden en vandaag is het zo ver. Mijn vonnis zal worden voltrokken, tenzij de gouverneur ingrijpt. Maar waarom zou hij? Ze hebben gelijk; ik ben een dief en een moordenaar en de wet eist dat ik ter dood gebracht wordt.

Vandaag word ik, en nog twee anderen met mij, ter dood gebracht voor het leven dat we hebben gehad. Vanwege de keuzes die wij hebben gemaakt en de dingen die we hebben gedaan. Het gerucht in de gevangenis gaat dat één van ons onschuldig is, dat de aanklacht vals is. Gek genoeg verzet hij zich er niet tegen. Hij heeft het vonnis geaccepteerd, misschien wel te moe om zich nog te verzetten. Zou de gouverneur ingrijpen? Waarschijnlijk niet, als het volk maar de ‘gerechtigheid’ krijgt waar ze om hebben geschreeuwd.

Tijdens de voltrekking van mijn vonnis is er niemand, niemand die toekijkt, behalve dan het personeel. Ongeliefd geboren, zonder liefde geleefd en ongeliefd zal ik sterven. Bij de onschuldige is het anders, hij wordt bespot door een groepje. Maar wat me veel meer aangrijpt, er is ook een groep mensen bij die huilend toekijken. Misschien is hij echt wel onschuldig.

Ik draai mij naar hem om en zie de pijn op zijn gezicht, en liefde. Niet alleen voor dat groepje dat om hem huilt, maar ik zie hem kijken naar de schreeuwende massa, naar de bewakers die hem bespotten. En ik hoor hem fluisteren. “Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen”.

Ik begin te huilen en vraag hem ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’

En hij antwoordt:

‘Ik verzeker je: nog vandaag
zul je met mij in het paradijs zijn.’

Ik, die nog nooit liefde getoond heb aan een ander.

Ik, die als dief geleefd heb zonder enige compassie.

Ik, die als moordenaar opgepakt en ter dood veroordeeld ben.

Ik, ik vond in mijn laatste paar minuten op deze koude aarde acceptatie en vergeving.

Ik heb dit niet verdiend, en toch twijfelde Hij geen seconde. Zeg dus nooit dat je niet goed genoeg bent, dat je niet genoeg gedaan hebt, want dat doet er allemaal niet toe. Ik vond genade op het meest onverdienstelijke moment van mijn leven. (terwijl mijn doodstraf werd uitgevoerd)





Hoe zit het met jou?




Geïnspireerd door een blogpost van Sammy Adebiyi. (Met toestemming gebruikt)
Vertaald door Roel Abspoel



Geef een reactie