De regenboog: bedrog? (deel 2)

De vorige week hebben we gekeken naar de aarde vóór de zondvloed en de aarde daarna. En dan met name naar de verschillen die we bij de mensen zien (hun leeftijd en gezondheid) bij de dieren (veel soorten en over de hele aarde verspreid) de planten (er moet een enorme vegetatie zijn geweest vóór de zondvloed) de landschappen (woestijnen, toendra’s, poolgebieden en steppes die er destijds niet waren)

Nu komt de vraag: Hoe kon dit alles veranderen? En natuurlijk gaan we verder met de vraag: was de regenboog er al vóór Noach? (en klopt het dus niet dat God de regenboog toen als een nieuw natuurverschijnsel introduceerde?)

Wat is er veranderd en hoe?


De vraag

Dat over de hele aarde dus eenzelfde warm klimaat heeft geheerst zien we aan fossielen, aardlagen en afzettingen. De vraag is: wanneer is dit veranderd en hoe kon het veranderen? Die verandering moet buitengewoon snel hebben plaatsgevonden, getuige de diepgevroren mammoeten die in Siberië gevonden worden. Ze worden bij duizenden gevonden, diepgevroren en totaal verrast door een zeer plotseling intredende ijzige koude die hen in slechts enkele ogenblikken moet hebben gedood. Verder moet er iets zó dramatisch zijn veranderd, dat de dinosaurussen nooit meer op zo’n grote schaal zijn teruggekomen. (er zijn aanwijzingen dat er relatief kort geleden nog dino’s bestonden. 1 voorbeeld: Denk aan de reisverslagen van Marco Polo, die behoorlijk serieus worden genomen. Maar Polo beschrijft ook de drakenstallen van de keizer van China, waar draken gefokt werden die de wagen van de keizer trokken.)

Een antwoord

Geen mens kan een definitief antwoord op deze vraag geven. We kunnen zoeken naar antwoorden en zoeken naar de meest redelijke verklaring van bovengenoemde problemen. Werkten de natuurwetten toen anders; of waren er omstandigheden waarom de natuurwetten correct werkten, maar met een ander resultaat dan we nu kennen? Er zijn drie theorieën die een verklaring kunnen geven voor de klimaatwijziging (beter: voor het ontstaan van de klimaten) en voor het ontstaan van poolgebieden en subtropische oerwouden.

Theorie 1 de aardas

Deze theorie gaat er van uit dat de stand van de aardas (nu 23½ graad) plotseling is veranderd. Dus een kanteling van de aardas. Indien de aardas loodrecht zou staan ten opzichte van de zon, zou het zonlicht altijd reiken van pool tot pool en dagen en nachten zouden precies even lang zijn, dat wil zeggen twaalf uur elk. Bovendien zou ieder deel van het aardoppervlak op dezelfde breedte precies dezelfde hoeveelheid licht en warmte ontvangen. In dat geval zou er geen sprake zijn van lente, zomer, herfst en winter. Deze eerste theorie gaat er van uit dat de aardas tijdens de zondvloed kantelde.

Zo’n gebeurtenis zou zeker een catostrofale uitwerking op de aarde hebben gehad en we zien dat ook beschreven in de Bijbel. New York ligt bijvoorbeeld op dezelfde geografische breedte als Rome maar is door de kanteling van de aardas ’s winters veel kouder dan Amsterdam. Deze theorie verklaart het ontstaan van de seizoenen en de polen en deze theorie is eveneens een verklaring voor de rampen die de wereld troffen tijdens de zondvloed.

Theorie 2 De golfstromen

nu

Deze theorie wijst op de golfstromen in de oceanen. Commodore Matthew Fontaine Maury was lange tijd ziek thuis en in die tijd bestudeerde hij de Bijbel. Hij las daarin in Psalm 8 vers 9? over ‘de paden der zeeën’ en aangezien hij de Bijbel serieus nam ging hij later onderzoek doen om die ‘paden’ te vinden. Hij ontdekte de golfstromen. Een ontdekking waar de scheepvaart blij mee was, want door de stromen te gebruiken kon men veiliger en economischer varen. Overigens wordt betwist of Maury de daadwerkelijke ontdekker van de Goflstroom was; die eer zou te beurt vallen aan Benjamin Franklin, één van de Founding Fathers van de VSA. Maar hé: koning David was nog een stukje eerder met zijn Psalm….

De golfstroom in de Atlantische oceaan is tachtig kilometer breed bij de Straat van Florida, de stroom heeft een gemiddelde diepte van zo’n vijfhonderd meter en is meer dan 6.500 kilometer lang. De Golfstroom gaat in een lus; van de subtropische gebieden tot uiteindelijk in de poolgebieden. Naarmate de Golfstroom Noordelijker komt, koelt hij af. Dat wil zeggen: de Golfstroom geeft zijn warmte af. Door de Golfstroom hebben wij in Nederland een redelijk zacht klimaat, terwijl andere gebieden van de wereld, die op dezelfde breedte liggen, veel kouder zijn. De winters in Canada zijn veel kouder dan die in de landen in Europa die van de Golfstroom profiteren. Als de Golfstroom bij de Noordpool komt wordt de afkoeling uiteraard zeer sterk. Warm water drijft boven koud water. De Golfstroom is dus aan de oppervlakte zolang het water nog warm is, maar duikt omlaag de diepte in en keert dan in een lus terug naar de oorsprong. Juist die lus d.m.v. warm en koud houdt de Golfstroom in beweging.

toen

De tweede theorie gaat ervan uit dat in de tijd vóór de zondvloed land en water meer gelijk verdeeld waren. Nu zijn er delen van het vasteland die gematigd worden door de Golfstroom, maar ook grote gebieden die zo ver van de golfstroom af liggen dat die geen invloed meer heeft. In de periode vóór de zondvloed zou volgens deze theorie elk stuk land profiteren van de golfstromen.

Theorie 3 De dampkring

Deze theorie wordt de ‘dampkring-theorie’ genoemd. Volgens deze theorie was de aarde vóór de zondvloed omringd door een watergewelf hoog in de atmosfeer. Deze ‘trui van waterdamp’ zorde er voor dat de zonnestralen werden onderschept. Wel kwam het zonlicht binnen en werd de aarde verwarmd, maar de warmte werd gelijkmatig over de aarde verdeeld. Belangrijk is om op te merken dat volgens deze theorie de UV stralen en andere schadelijke zonnestralen werden gefilterd. En het is juist deze zonnestraling waarvoor gewaarschuwd wordt als men wil zonnebaden. Door die stralen veroudert de huid, men kan huidkanker krijgen, en de stralen zetten een verrottingsproces in gang.

Het zgn broeikas-effect waar de wereld zo bang voor was, zou daarmee dus werkelijkheid zijn geweest in de periode vóór de zondvloed. Het zorgde voor een gelijkmatige warmte en een gelijkmatige bevochtiging.

Welke theorie is nu de juiste?

Daar kun je natuurlijk niet een duidelijk en bewijsbaar antwoord op geven. Mogelijk zijn alle drie de theorieën juist. Zelf denk ik dat de theorie van de wijziging van de stand van de aardas op zich al een goede verklaring geeft. Door het kantelen van de aardas zijn de polen gevormd. (ijskoude en bloedhete gebieden) Het zorgde voor een plaatselijke krankzinnige temperatuursdaling waardoor een plotselinge, ijzige koude over delen van de wereld gestrooid werden, wat weer het levend invriezen van de mammoeten in Siberië verklaart. Deze theorie verklaart tevens waarom mammoeten sowieso in Siberië konden leven. Want ze eten tonnen voedsel per dag, dus ze moeten in een rijke vegetatie hebben geleefd. Vóór de zondvloed (met een rechte stand van de aardas) was het ook in Siberië heerlijk warm; erna was het ijzig koud, met praktisch doorlopend vorst. Door het kantelen van de aardas ontstonden de seizoenen. Het jaar werd verdeeld in lente, zomer, herfst en winter en dus was er voortaan een tijd van “zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter” (Genesis 8:22)

en een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem.
Genesis 2 vers 6

Ook de theorie over de dampkring, die vóór de zondvloed een watergewelf was, lijkt mij een zeer aannemelijke theorie, als aanvulling op de theorie van de kanteling van de aardas. Doordat de aarde gelijkmatig en overal werd verwarmd, de schadelijke zonnestralen werden geweerd en de aarde doorlopend werd bevochtigd, kon de flora van de wereld boven onze verbeelding groeien. Daardoor konden ook zeer grote dieren overal voedsel vinden. Dat is de reden waarom fossiele overblijfselen van holenbeer, rhinoceros en hyena, maar ook de botten en fossiele resten van diverse dinosaurussen over de hele wereld gevonden worden. Na de zondvloed was de aarde voor deze zeer grote dieren onbewoonbaar. Door de klimaten en door een groot tekort aan voedsel.

De leeftijden der mensen

Zoals eerder vermeld, werden de mensen vóór de zondvloed heel oud. Erna niet meer. De theorie van de dampkring geeft daarvoor een antwoord. Het watergewelf rondom de aarde liet de warmte van de zon door, maar hield de schadelijke stralen tegen. Door het filteren van de zonnestralen verouderden mens en dier nauwelijks. Het was een super gezonde leef-omgeving waarin mens en dier extreem hoge leeftijden konden bereiken. Daarbij moet je bedenken dat het klimaat overal ter wereld heerlijk was en dat er meer dan voldoende voedsel was. De wereld was een ideale plaats voor mens en dier.

De regenboog

Stormen en regenbuien waren volgens deze theorie volkomen onbekend in de pre-zondvloed tijd. Bijgevolg was ook de regenboog een onbekend verschijnsel. De hele wereld werd mild bevochtigd, maar niet door regen, maar door een constante ‘dauw’. Geen mist, maar zeer vochtige lucht. (denk aan een soort dauw; de lucht was bezwangerd met vocht) en de waterdruppels die in de lucht een regenboog kunnen vormen waren te klein om licht te reflecteren zodat een regenboog kon ontstaan. Nu is het zó, dat ook in dauw een regenboog zichtbaar kan zijn, (in de druppels op het gras) waarvan dan meestal de kleuren niet goed te onderscheiden zijn. Maar een ‘dauw-regenboog komt niet vaak voor.

Daarnaast ontstaat een regenboog alleen als het zonlicht zijnt op waterdruppels. Echter: de zonnestralen die wij soms zo mooi kunnen zien, werden in die vóór-zondvloed tijd door het gigantische watergewelf afgestopt. Het licht kwam er wel door, maar was niet zo fel dat er zonnestralen waren. Derhalve ontbraken twee factoren waarvan een regenboog afhankelijk is: zonnestralen en regendruppels. Vandaar dat de mens pas na de zondvloed een regenboog kon zien, toen het watergewelf was weggevallen. (letterlijk; het was de voornaamste bron voor al het water van de zondvloed) Vandaar dat God de mens daar toen op wees en de mens beloofde, dat Hij de wereld nooit meer door water zou vernietigen.

De toekomst

Als we zo nadenken over de wereld van vóór de zondvloed, dan zou je het verlangen krijgen om in die prachtige wereld van toen geleefd te hebben. Maar er is een prachtige belofte: Jesaja 65 vers 20 “Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden.” De mensen zullen ‘straks’ opnieuw zo oud worden als bomen! En de natuur zal weer net zo weelderig zijn als in de dagen vóór Noach! Lees voor een uitvoerige beschrijving van dit komende tijdperk het topic het nieuwe Jeruzalem (deel 2)

Geef een reactie