Een tachtig jaar oude waarschuwing

“Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten.
De leeuw heeft gebruld; wie zou niet vrezen? De Here Here heeft gesproken; wie zou niet profeteren?”

Amos 3:7-8

Hieronder volgt een verhaal wat werd opgeschreven door ene Joe Brandt, een jongen van 17 jaar oud, die in 1937 van een paard viel en daardoor zwaar gewond raakte. Hij lag geruime tijd in een ziekenhuis in Fresno Californië. Gedurende die tijd kreeg hij in zijn slaap dromen of visioenen over de verwoesting van Californië. Die dromen/visioenen waren voor hem zo werkelijk dat hij ze later opschreef. Misschien is het nu, 80 jaar later, de tijd om hem zijn verhaal te laten vertellen. Bepaal zelf wat de waarde is van wat deze jongeman gezien heeft.

1937

Ik ben zojuist wakker geworden in het ziekenhuis en ik heb een vreselijke hoofdpijn. Het voelt alsof alles in mijn hoofd constant ronddraait. Vaag herinner ik me de val van mijn paard. Terwijl ik daar lig beginnen zich beelden te vormen voor mijn geestesoog. Beelden die zich met enorme snelheid afspelen en ook stilstaande beelden. Ik lijk wel in een andere wereld te zijn terechtgekomen! Het lijkt een vreemd land of een land uit de toekomst. Dan, langzaam, wordt het beeld rustiger en helderder. Het is alsof ik kijk naar zo’n film, maar dan met kleur, geur en geluid. Het lijkt Los Angelos wel. Nee wacht, het ìs Los Angelos, maar groter, veel groter. Het is druk en vreemd gevormde platte auto’s rijden in de straten. Ik denk aan Hollywood Boulevard en onmiddelijk zie ik ook Hollywood Boulevard!

De mensen zien er heel vreemd uit. Niemand draagt een hoed of kostuum. Jongens van mijn leeftijd dragen baarden en sommigen van hen zelfs oorringen. Meisjes dragen broeken of korte rokken. Ze lopen vreemd, alsof ze sloom dansen. Ik zeg ‘hallo’ maar niemand schijnt me te zien of te horen. Ik vraag me af of ze vinden dat ik er ook raar uitzie, want we verschillen wel heel veel van elkaar! Ik probeer even hun rare loopje na te doen. Het lukt me niet echt.

Dan valt me iets vreemds op: ondanks het geluid van het verkeer, is er op de achtergrond een vreemd soort stilte in de natuur. Iets wat er behoort te zijn, maar er niet is. Eerst weet ik niet welk geluid ik precies mis, tot het tot me doordringt: er zijn geen vogels! Ik luister aandachtig. Ik wandel enkele blokken, maar nergens hoor ik het geluid van vogels. Ik vraag me af wat er met hen gebeurd kan zijn. Zijn ze allemaal verdwenen? Ik luister naar de afwezigheid van hun geluid. Alleen stilte. Op dat moment dringt het tot me door dat er iets staat te gebeuren. Weer vraag ik me af in wat voor vreemde wereld ik ben terechtgekomen. Dit is beslist niet mijn wereld van 1937. Ik zie een krant aangeplakt met daarop de foto van de president. Zie je: dit is inderdaad niet 1937; dit is zeer beslist niet president Rooseveld. Hij oogt groter, zwaarder en heeft vlezige oren. Als dit de toekomst is, welk jaar is het dan?

Plotseling ben ik terug in 1937. De dikke verpleegster neemt mijn temperatuur op. Mijn hoofdpijn voelt nog erger. Het is een wonder dat ik niet ben gedood door die val. Opnieuw val ik in slaap en ben meteen weer terug in Hollywood. Waarom zien die mensen er zo vreemd uit? Ik wacht af wat er gaat gebeuren. Er gaat beslist iets bijzonders gebeuren. Ik kijk op de klok bij dat grote theater; het is tien voor vier. Ik blijf maar dat onrustige voorgevoel houden.

In het beton voor het theater zitten plaquettes met de namen van sterren. Ik herken er slechts enkele. Ik besluit daar even te blijven, ook al lijkt niemand me te zien. Die vreemde jongeren; waarom zijn ze zo slecht gekleed? Zou het iets van Halloween zijn? Het lijkt niet zo te zijn; het lijkt me niet het juiste jaargetijde daarvoor.

Daar is dat geluid weer; of althans: het gebrek aan geluid. Stilte, stilte, stilte. Weten de mensen niet dat de vogels weg zijn? De stilte wordt steeds nadrukkelijker. Er gaat wat gebeuren! Ik voel dat er wat gaat gebeuren. Dat is ook zo. De dikke verpleegster maakt me wakker en glimlacht naar me. ‘tijd voor je eten’ zegt ze terwijl ze het blad naast mijn bed zegt en me wat beter in de kussens hijst.

Waar ben ik geweest! Waar ben ik niet geweest! Ik heb de einden van de aarde gezien: wat een verwoesting.
Er is niets over; niet eens Fresno. En dat terwijl ik weet dat ik hier gewoon in mijn bed lig.
Werden mijn ogen maar wat helderder, zodat ik meteen kan opschrijven wat ik zie.
Niemand gaat me geloven.

Ik begin maar op het moment dat ik weer terug kom op de Boulevard. Een leuk meisje komt langs en ze sleept twee kleine jongens mee; ik denk dat het een tweeling is. Haar rok is ongelooflijk kort en ze heeft een vermoeide blik in haar ogen. Ik overweeg haar te vragen naar de vogels, maar ik realiseer me dat ze mij niet ziet. Haar haar hangt los naar beneden; ik zag eerder al dat meer meisjes het zo dragen. Ze ziet er zo moe uit en een beetje alsof ze verdrietig is.

Ik ruik een vreemde zware geur. Het stinkt. Een geur als van sulfer, een zuur; een geur van de dood? Het kan ook wel iets chemisch zijn. Als ik met mijn ogen haar zoek zie ik het meisje en de tweeling niet meer. Ik heb het gevoel dat er iets gaat gebeuren en ik wil in haar buurt blijven zodat ik haar kan helpen. Ik loop wat rond en kijk weer op de klok. De tijd is nauwelijks verschoven; het is nu vijf voor vier. Vijf voor vier op een zonnige middag.

Als het uiteindelijk gebeurt stelt het niet veel voor. Het is niets. Nauwelijks zo erg als de aardbeving die ik twee jaar eerder meemaakt. De grond beweegt even. De menden kijken elkaar even verrast aan, dan lachend. Ik lach ook. Dus dit is het wat ik voelde aankomen. Dit kleine bevinkje. Het stelde echt niets voor. Ik voel me opgelucht en teleurgesteld tegelijkertijd. Waar had ik op lopen wachten? Ik probeer nog maar eens dat rare loopje.

Daar kom ik niet meer aan toe. Het voelt alsof de grond onder mij niet meer vast is. Ik weet dat ik droom, en tegelijkertijd droom ik niet. Daar is die vreselijke geur weer; het lijkt van de oceaan te komen. Twee mannen lopen me tegemoet; één met lang en onverzorgd haar en één met baard. Ik hoor ze tegen elkaar zeggen ‘laten we maken dat we wegkomen!’. Het klinkt bang. Het lijkt alsof het trottoir beweegt. Echt zien doe ik het niet maar ik voel het wel. Een dame met een hondje tilt haar hondje op en houdt het tegen zich aan. ‘we gaan naar huis hoor’ hoor ik haar tegen het diertje zeggen. Die arme vrouw met haar hondje. Ik word bang. Heel bang.

Ik moet weer aan dat meisje met die tweeling denken. Ze moet helemaal aan het eind van het blok zijn nu. Ik begin te rennen, terwijl de grond blijft bewegen. Iedereen kijkt bang. Een vrouw is op het trottoir gaan zitten. Ik hoor haar herhalen ‘aardbeving, aardbeving’. Toch ziet alles er nog normaal uit.

Dan gebeurt het. En hoe! Als iets wat ik nog nooit eerder meemaakte. Er klinkt het geluid als van een sirene, langdurig en laag en ik hoor iemand schreeuwen. Het is afschuwelijk. Het voelt nu alsof iets; één of ander monster, het trottoir optilt. Je voelt het voor je het ziet, alsof de trottoirs weerstand bieden en het dan niet meer houden. Ik kijk naar de auto’s; ze claxonneren maar de bestuurders lijken niet erg bang te zijn. Ze rijden gewoon door. Ze schijnen niet te snappen wat er aan het gebeuren is. Dan schuift een witte auto in ongecontroleerde manoeuvre over de weg in de richting van het trottoir, waar die vrouw zojuist is gaan zitten. Ik zie de bestuurster van het voertuig; ze kijkt met opengesperde ogen en ziet eruit alsof ze zich niet kan bewegen. Maar ik hoor haar wel. Een hoge gil, als van een klein meisje.

Het is een droom, ik weet het. Maar ik kan niet wakker worden. Ik word niet wakker. De beving begint weer, maar nu anders. Het voelt aan als een wieg die heen en weer wordt geschommeld. Dan zie ik de weg in tweeën breken. Het beton ziet er uit alsof het van onderaf omhoog wordt gedrukt. Dat is de reden waarom dat voertuig wegschoof. Dan klinkt een ander geluid; een geluid wat ik nooit eerder hoorde. Het is een enorm lawaai. Honderden geluiden, allerlei soorten geluid. Mannen, vrouwen en kinderen, ze bewogen hulpeloos. Ik kan het niet goed beschrijven. Alsof ze worden opgetild. De schreeuwen; het is verschrikkelijk. Ik word wakker. Ik hoop nooit meer zo’n droom te hebben!

Het beving begint opnieuw. Net als eerst was er eerst een preview. Alles wat ik wist, was dat dit het einde van de wereld moest zijn. Ik was weer terug in het geschreeuw. Ik zit er midden in. Mijn trommelvliezen voelen alsof ze gaan barsten. Overal is een enorme herrie; een kakafonie van harde, schelle geluiden en doffe dreunende geluiden. Mensen vallen, sommigen zijn gewond. Stukken van gebouwen vliegen door de lucht; één ervan raakt me tegen mijn gezicht maar ik lijk geen pijn te voelen. Oh wat wil ik hier graag weg; weer wakker worden. Ik zie oudere mensen in hun auto en ze schreeuwen moord en brand. Alsof iemand hen kan helpen.. Niemand kan hen helpen. Niemand.

Ik voel hoe ik opgetild word. Misschien ben ik gestorven; ik weet het niet. Maar eensklaps kijk ik uit over de stad. De stad wordt opgetild als een picnickkleed. De gebouwen blijven staan, beter dan je zou verwachten. Het is een absurd gezicht: de grond hangt schuin en de gebouwen erop blijven gewoon staan! Er zijn mensen die dit zien en die proberen een gebouw binnen te komen. Het is een idioot schouwspel: alsof gebouwen een eigen wil hebben. Alles er om heen breekt af en waait omlaag, maar de gebouwen houden vast. Ik ben recht boven ze en kijk omlaag. Ik bemoedig de gebouwen ‘Houdt vast! Houdt vast!’ Ik wil roepen, schreeuwen. Als de gebouwen blijven staan, misschien dat dat meisje met haar tweeling… misschien kunnen ze ergens naar binnen gaan.

Ik kijk ernaar gedurende (voor mijn gevoel) drie minuten. Het lijkt eindeloos lang. Iedereen probeert ergens binnen te komen. Die gebouwen houden het! Je weet dat ze het zullen houden omdat zij blijven staan terwijl het water omhoog komt! Maar ze blijven niet staan.. Ik had me nooit afgevraagd hoe het eruit zou zien als een gebouw sterft. Een gebouw sterft net als een mens. Het zakt in elkaar; sommige van de grotere deden dat al. Sommige beginnen te wankelen als een oude man met een verlamming. Er zijn gebouwen die schreeuwen, boven het gehuil en geschreeuw van de mensen uit. Ze verkruimelen tot niets. Ik kan er niet meer naar kijken; ik wil steeds hoger; hier weg.

Dan ben ik er weg. Ik ben nu ergens op een heel hoge plaats maar het gekke is dat ik alles op aarde kan zien. Ik weet wat er gebeurde op aarde. Opnieuw zo’n aardbeving. Ik voel het, ook al ben ik nog zo ver weg. Het duurt zo’n twaalf seconden denk ik en het was helemaal niet zo heftig. Hoe kan zoiets wat zo mild lijkt zoveel schade veroorzaken? Ik zie alle straten in Los Angelos. En alles tot aan het San Bernandino gebergte. Alles wordt opgetild en buigt zich voorover richting de oceaan. Ik zie een buitenwijk met mooie huizen en overal voertuigen, die allemaal dezelfde kant uitglijden.

Nu komt de oceaan binnen. Het water beweegt als een grote slang over het land. Ik vraag me af hoeveel tijd er is verspreken en meteen zie ik een klok, ook al ben ik niet meer op de boulevard: het is één minuut voor halfvijf. Er is dus ruim een half uur verstreken. Ik ben blij dat ik het angstige gehuil niet meer hoor, maar ik zie wel alles.

Dan, alsof ik op een enorme kaart van de wereld kijk, zie ik wat er verder in het land gebeurt. San Francisco is ook getroffen, maar lang niet zo erg als Hollywood of Los Angelos. De schuldige lijkt hier de Garlock breuklijn, niet alleen de San Andreas breuklijn. Ik zie hoe al het gebergte zich samenvoegt, de Sierra Nevada, de San Andreas en de Garlock breuk. Ik weet wat er gebeurt met San Francisco: het wordt omgedraaid door Garlock. Het zal misschien compleet worden omgedraaid. Het lijkt veel sneller te gaan dan in Hollywood, maar nu zie ik het natuurlijk ook vanuit een veel hogere positie; veel verder weg.

Ik sluit mijn ogen. Lange tijd; tenminste tien minuten. Als ik ze weer open zie ik de Grand Canyon, waarvan de ravijnen zich lijken te sluiten. De Boulder dam wordt van onderaf omhoog gedrukt. Hetzelfde met Nevada, tot aan Reno. Helemaal omlaag, helemaal naar Baja Californië en ook Mexico. Het lijkt alsof een enorme vulkaan eronder uitbarst en alles erboven opzij smijt.

Nu zie ik de kaart van Zuid Amerika, en speciaal Colombia. Weer een vulkaanuitbarsting en een zeer hevig schudden. Ook Venuzuela lijkt te maken te hebben met een soort vulkaanuitbarsting. Dan zie ik heel in de verte Japan. Ik moet moeite doen om het te zien, want ik ben nog steeds hoog boven Big Bear Mountain denk ik, maar ook Japan wordt verzwolgen door de oceaan. Ik hoor het geschreeuw niet maar zie wel de gezichten. De verraste uitdrukking op de gezichten. Het lijken poppen. Binnen enkele minuten is het voorbij. Iedereen is weg, niemand is over.

Ik heb geen idee meer van de tijd. Ik probeer Hawaii te zien en ik zie zeer hoge golven op de oceaan, tegen Hawaii brekend, beukend op de kust. De mensen die op straat lopen worden nat van het stuifwater en ze zijn bang. Maar Ik zie niemand de oceaan in gesleurd worden.

Ik blijk helemaal rondom de aarde te kunnen zien. Meer overstromingen. Wordt de hele wereld ondergedompeld? Constantinopel. De Zwarte Zee, die omhoog komt. Het Suez kanaal, door een vreemde reden juist drooggevallen. Sicilië houdt het niet. De vulkaan Etna schudt.

Engeland: hoge vloedgolven, maar geen tsunamies. Ik zie overal water, maar niemand die de zee wordt ingesleurd. De mensen zien er bang uit en ze huilen. Hier en daar zie ik mensen op de knieën vallen en bidden voor de wereld. Ik wist niet dat de Engelsen zo emotioneel kunnen zijn. In Ierland, Schotland ook: alle kerken lopen vol; mensen nemen kaarsen mee en iedereen is overstuur. Ze huilen om Californië, Nevada en delen van Colorado of misschien heel Colorado, zelfs Utah.

Ik vraag me af: iedereen huilt, maar de meesten van hen zullen toch niet iemand persoonlijk kennen in Californië, Nevada en Utah? Toch huilen ze alsof het hun bloedverwanten overkomt. Alsof het hen zelf overkomt. Hoe kunnen ze weten wat er aan de andere kant van de wereld aan de hand is en welke verschrikkingen er zijn?

Ik krijg New York in beeld. Nog gewoon aanwezig, niets gebeurd, alleen een vrij hoge waterstand. De mensen gedragen zich hier heel anders. Ze rennen schreeuwend door de straten ‘het eind van de wereld, het eind van de wereld!’ Kinderen lopen restaurants in en nemen gewoon eten; een schoenwinkel is binnen enkele minuten compleet leeggeroofd. Ik zie Fifth Avenue – iedereen rent. Een luidspreker waarschuwt dat binnen enkele minuten de stroom zal wegvallen. Waarom hebben de New Yorkers zichzelf niet onder controle? Vijf meisjes rennen alsof ze achterna gezeten worden naar de Y.M.C.A. Maar er is eigenlijk niets aan de hand! Ik zie een oude vrouw grote bakken met water vullen. Iederen ziet er doodsbang uit. Sommigen verdwaasd. Het is donker; het moet avond zijn of nacht. Dan zie ik de dag erna: nog steeds paniek. Voertuigen met luidsprekers rijden rond en waarschuwen voor gebarsten brandstoftanks. Een tekort aan brandstof. Mensen plunderen de supermarkten.

Ik zie Oregon, Washington, The Dakotas, Missouri, Minnesota en Canada. Veel plaatsen lijken veilig te zijn en de mensen zien er niet bang uit, vooral in de landelijke gebieden. Alles ziet er eigenlijk uit alsof er niets gebeurd is. Ik zie een stroom vluchtelingen deze kant uit komen, sommigen per auto, anderen te voet. Ik hoor, of weet op de een of andere manier, dat er ergens in de Atlantische Oceaan een nieuw eiland is ontstaan. Een heleboel nieuw land.

Ik ben erg moe. Ik wil wakker worden. Nee, ik wil naar dat meisje met haar tweeling. Plotseling ben ik weer in Hollywood. Ik verbaas me er niet over; het lijkt normaal.

Ik wil wakker worden. Nee, ik wil terug naar dat meisje met haar tweeling. En plotseling ben ik weer in Hollywood. De klok geeft nog steeds één minuut voor halfvijf aan. Het voelt niet raar om zo heen en weer geslingerd te worden van plaats naar plaats en tijdstip naar tijdstip; ik verbaas me er niet over. Ik kan weer horen wat er op de aarde gebeurt. Een stem in een radiostation die aandringt dat de mensen vooral niet in paniek moeten raken. Geen paniek: ze sterven in de straten! Er zijn grote borden met films en die gaan gewoon door, temidden van alle tumult. Op zo’n scherm is een man te zien, een korte man met een bril op. Hij zou doodsbang moeten zijn, maar dat is hij niet. Hij blijft aanmoedigen en instructies roepen. Iets over helicopters en vliegtuigen die zouden komen. Maar ik weet dat dat niet zal gebeuren.

Er gebeuren allerlei dingen in de atmosfeer. Golven die aan komen rollen. Nachtmerrie-achtige golven. Ik zie opnieuw de Boulder dam, die nu instort. Hij wordt in elkaar gedrukt en breekt in stukken. De Grand Canyon wordt in elkaar gedrukt.

Dan zie ik de radio-omroepers. Ik zie ze op de vreemdste plekken, alsof ik bij hen sta. De kleine man met bril; hij blijft alarm slaan. Ik hoor hem zeggen ‘Dit is Californië; we gaan de zee in. Ga naar hoge plaatsen, ga naar de bergen. We gaan de zee in. We gaan…’ Ik denk dat hij gaat zeggen ‘…de zee in’, maar ik zie hem: het water heeft hem bereikt. Hij probeert overeind te blijven zodat hij nogmaals kan waarschuwen ‘Dit is Californië; we gaan de zee in’. Ik bleef die woorden telkens weer horen, lang nadat zijn stem zweeg.

Ik begin me af te vragen hoe het komt dat ik dit alles zie, maar dat ik niet zie wat in Fresno gebeurt, waar ik in bed lig. Ik heb het meisje niet teruggevonden. Ik blijf maar steeds aan haar denken. Dat meisje was zo… echt. Dat meisje met die twee kinderen. Het zal niet gebeuren, maar als ik haar ergens zie zal ik haar zeggen weg te gaan uit Californië. Ze was zo werkelijk voor mij! Morgen ga ik naar huis. Het was een droom. Niets meer. Mannen dragen in de toekomst geen oorringen en niets van wat ik heb gezien zal ooit gebeuren. Het was een droom.



Nadat ik bovenstaand verhaal heb gelezen heb ik het vertaald, zodat anderen het ook kunnen lezen. Speciaal zij die Christen zijn en die de profetieën bestuderen. De wereldwijde aardbevingen en watervloeden, zoals beschreven door Joe Brandt, zullen mogelijk echt gebeuren. Misschien zelfs al dit jaar. Onwillekeurig moet ik denken aan de beruchte ‘planeet X’ die waarschijnlijk soortgelijke verwoestingen zal veroorzaken. Als dat zo is, dan gaf de Here God hem dit verhaal als een ‘tachtig jaar waarschuwing’ die bestemd is voor onze generatie. Tachtig jaar is een compleet mensenleven. (Psalm 90:10) De Here God waarschuwt altijd tijdig.

Jij, die dit leest: ben je er klaar voor? Heb je zekerheid omtrent jouw redding door Jezus Christus, Die voor jouw zonden stierf en Die de dood heeft overwonnen? Hij zal terugkomen om de kinderen Gods, door Hem vrijgekocht, weg te nemen van deze wereld, voordat de grote oordelen over de wereld komen.

“Want God spreekt op een wijze, of op twee, maar men let daar niet op. In een droom, in een nachtgezicht, wanneer diepe slaap op de mensen valt, in sluimering op de legerstede; Dan opent Hij het oor der mensen, en drukt het zegel op de vermaningen, tot hen gericht.”

Job 33:14-16





Reacties zijn gesloten.